Op hospiteeravonden om een studentenwoning te bemachtigen in Utrecht ging het constant mis. Want de autistische student (Rechten en Economie) Fabian Franciscus kende de vaardigheid niet om ‘lekker gezellig’ te doen. Daardoor kwam hij uiteindelijk terecht in een tot studentenwoningen omgebouwd kantoorpand, waarvoor je niet hoefde te hospiteren. (meer…)
Het speelt onnozel, het houdt zich van de domme. Tergend langzaam komt er een beat op gang, rommelt iets van een techno-sound de ruimte binnen, terwijl op de vloer lipjes tape zich oprichten. Iedereen vraagt zich natuurlijk af, wat die dingen omhoog blaast, ritmisch nog wel. Er is nergens een ventilator te bekennen. Is het een oude theatertruc met touwtjes en katrollen of zijn het minuscule motortjes en armpjes, verbonden met een regelprogrammaatje op afstand?
Uiteindelijk danst het hele podium, in zwarte synthetische materialen gehuld, alles tussen vuilnisbakzakken en een zwarte dansvloer komt voorbij. Jetse Batelaan weet vreselijk behendig weg te komen met allerlei symboliek en clichés, door die stomweg te verplaatsen. Er is schuim, er zijn neuzen, maar het schuim komt niet uit de neuzen.
De twaalfplusvoorstelling Dans is lekker ritmisch bewegen op muziek van Theater Artemis heeft veel weg van een minimalistisch statement, het is haast performance. Zoals een bezoeker na afloop buiten zei: ‘Ik moest accepteren dat het alleen maar over dansen ging en ouders die komen ophalen.’ Maar het lineaire, overzichtelijke voorstel – over ouders die langzaam maar zeker door het technomonster worden overweldigd wanneer ze eindeloos wachten op kids die maar niet komen opdagen – gaat eigenlijk over het belang van ontregeling en de schoonheid van jezelf te verliezen, de bevrijding van niet meer centraal te staan, iets tussen de dingen te worden, tussen alles dat beweegt.
De voorstelling maakt dankbaar gebruik van hele oude theaterlogica als de poppenkast en de goocheltruc. Het verschijnen en verdwijnen, dat fascineert maar in de herhaling ook heerlijk onnozel wordt, valt mooi samen met het ultieme plezier van de dansvloer. Het verdwijnen en verschijnen in de dwingende ritmes van pulserend geluid en licht maakt een zeker zelfvergeten mogelijk. En dat is precies wat de ouders doen, grensoverschrijdend, transcendentaal, spiritueel, sjamanistisch, of gewoon carnaval – het wordt door Batelaan goed samengevat en tot een uiterst concrete basisvorm samengeperst.
Componist Toben Piel (Les Trucs) en Batelaan hebben goed samengewerkt, waardoor de logica van de muziek voor een feestje en de dramaturgie van de voorstelling goed op elkaar aansluiten. Breaks en overgangen, die de stuwende, accumulatieve werking van de beats alleen maar versterken, zijn mooi verbonden met de stadia van transformatie van de ouders.
Het vele plastic herinnert niet alleen aan het kunstmatige of geënsceneerde van het feest, maar scherpt ook de blik op het lichaam, dat bollend en zwetend tevoorschijn komt van tussen de kunststoffen. Tjebbe Roelofs, Esther Snelder en Elias de Bruyne vormen een prachtig stel, dat bijna een uur lang het eigen heupgewricht danig op de proef stelt. Tijdens de première leken niet alle jonge toeschouwers zin te hebben in al te expliciete neukbewegingen. Tegelijkertijd verliest de mechanische inzet van het bekken naarmate het langer wordt volgehouden alle provocerende kracht. En hoewel er door Batelaan dan ook nog een dansmeester uit de hoge hoed wordt getoverd, waarmee de ouders niet alleen ter verantwoording worden geroepen, maar eigenlijk ook ritueel tot de next level worden toegelaten, is het eigenlijk de overgave aan het mechanische, het automatische, dat de voorstelling zo treffend maakt.
Dans is lekker ritmisch bewegen op muziek is een ‘ballet mechanique’, met alle DADA-connotaties van dien. Een statement met dansende objecten, dat in de gelijkstelling van mensen en objecten, en vooral in het overdragen van de lol daarvan, eer doet aan die traditie. Ook met deze voorstelling sluit Batelaan aan bij een choreografische traditie van beeldend kunstenaars en set designers als Philippe Quesne en Miet Warlop. Waar ‘echte’ choreografen vaak nog iets bijzonders willen van het lichaam van de performer, kunnen zij heel goed componeren met een bestaande, alledaagse fysiek. Het levert ook bij hem een wonderbaarlijk circus op – bedrieglijk eenvoudig en fascinerend in vorm – dat heel concreet ruimte schept voor verlichting en een even scherpe als genereuze blik op onze wereld afdwingt.
Foto: Kurt van der Elst