Zijn ontwapende entree als kapelaan in zijn nieuwe parochie met een onhandige val van zijn vol bepakte omafiets. Zijn schietgebedjes in de kapel om zijn charmante verlegenheid te overwinnen. De worsteling met zijn geloofstwijfel en verliefdheid op de weldenkende Miete, dochter van de lokale bierbrouwer. (meer…)
‘Voor het slapen gaan, zeggen we elkaar vaarwel, zodat we niet beschaamd moeten zijn als we de volgende dag iemand verliezen.’ Het zijn de oorlogsdagen in Irak, waaraan Mokhallad Rasem veel terugdenkt. Het geraas, de stilte, de eenzaamheid, de pijn. Van tijdens de oorlog, na de oorlog, en van het verblijf in een ander land. Hij vertelt over zijn dromen, zijn gedachten, die in dozen in zijn bed gestapeld zijn. Een voor een zet hij ze op een piëdestal en opent ze. Volgeschreven repen stof krijgen het woord. Om stil van te worden.
Mokhallad Rasem is een theatermaker uit Irak die sinds 2005 in België verblijft en werkt, de laatste zeven jaren onder de vleugels van het Toneelhuis in Antwerpen. Hij bewerkte verschillende klassiekers en zette ook projecten op rond vluchtelingen en asielzoekers. Zijn trage, associatieve en caleidoscopisch-beeldende stijl imponeert vaak, ook nu hijzelf op de scène staat, in een monoloog, over zichzelf.
Al meer dan twintig jaar lang houdt hij dagboeken bij, met notities over wat hem overkomt, met commentaren, emoties, indrukken, dromen, met verzinsels, veel mijmeringen. Hij schreef en brengt die in het Arabisch ‘dat zijn moedertaal is’, muzikaal en heel metaforisch, zoals wij uit de Nederlandse boventiteling kunnen opmaken. Het zijn aforismen, beeldrijke zinnen, de verwoording ervan is zo mooi dat ik de neiging kreeg om ze allemaal op te schrijven. Maar dan zou ik weer de volgende missen.
Langzaam doemt Rasem uit het duister op met een doos over zijn hoofd. Op het toneel staat een ijzeren bed met nog veel meer exemplaren. Als een goochelaar haalt hij uit een doos slierten stof, vol tekens, er komt geen einde aan. Hij zet driepotige staanders verspreid over het hele podium. Heel geordend en secuur, van laag naar hoog. Een voor een neemt hij de dozen, eerst kleine, dan grote. Uit enkele dozen klinken geluiden, van een vrijend koppel, van babygekrijs, van de straat; uit ze allemaal trekt hij repen tekst, de een langer dan de ander, hij leest ze voor, hangt ze over de doos en op het einde krijg je het beeld van een reeks muziekpartituren, ordelijk geschikt over staanders.
Hij kneedt als het ware het ene na het andere verhaal uit klanken en kleuren. De gesproken Arabische taal zindert nog zachtjes na. Geprojecteerde eenvoudige tekeningen van kleine menselijke figuurtjes verdwijnen langzaam in het zwart en flakkeren daarna weer op. Het zijn fijne plaatjes bij de kleine verhalen, bij de mijmeringen over liefde en leven, over dood en oorlog, over herinneringen en illusies. Voor het publiek is het een zacht luisteren ‘naar het huilen van de stilte’.
Rasem ordent zijn notities die als scherven uit elkaar gevallen zijn. Het lijkt alsof hij zijn angsten wil bezweren, het afscheid draaglijk wil maken. Tijdens zijn monoloog belt zijn moeder hem, daarna weer, en weer, en weer. Het telefoneren groeit uit tot een terugkerend lavend ritueel. Dagboek van een leeg bed is een intimistische, poëtische vertelling in woord, beeld en klank, persoonlijk én universeel.
Foto: Kurt Van der Elst