Acht overlevenden van een vliegtuigcrash komen terecht op een vulkaanrots en moeten het daar zien te rooien met elkaar, met de natuur, met de omstandigheden. Moeten of mogen? Want het pakt best idyllisch uit, zo van de zaal uit bekeken, in de nieuwe voorstelling van Philippe Quesne. De Franse theatermaker is er de man niet naar om grote drama’s in beeld te brengen; zijn voorstellingen getuigen meer van grappige tot licht cynische, maar altijd zachtmoedige observaties van de mensensoort. (meer…)
In een witte jurk, op sportschoenen, staat actrice Malou Gorter voor een van de microfoons, vlak voor het publiek, in het zware zand. In haar hand houdt ze een paar rode pumps, een lange donkere pruik is net van haar hoofd getrokken door een danser, die hem nu zelf op zijn hoofd heeft. Wat we zien is tegelijk een vertwijfelde vrouw op pumps met een gemodelleerd kapsel, als een actrice die op sportschoenen in de modder staat te ploeteren op Terschelling, met verwaaid haar.
Het is een van de vele beelden in deze voorstelling die blijven hangen. Te meer omdat aan het andere uiteinde van de zandbak, voor een tweede microfoon, de danser met de pruik op zijn hoofd staat, gekleed in witte jurk, zijn voeten daadwerkelijk in rode pumps gestoken. Suggereren of laten zien? De hele voorstelling is een groot spel daarmee.
In haar fladderige outfit is Gorter zojuist komen aanploegen vanaf een hoge heuvel rechts van de motorcrossbaan waar het NNT en Club Guy & Roni tijdens deze editie van Oerol hun coproductie Crash spelen, in regie van Guy Weizman en Ko van den Bosch. Op de zandvlakte voor de tribune, tussen en onder de (gezekerde) autoportieren, voor- en achterkleppen, banden en autostoelen op werktrappen, is intussen een hoop chaos gaande. Vier dansers en vier acteurs spelen een groep mensen die een auto-ongeluk hebben overleefd. Of eigenlijk: die steeds opnieuw het auto-ongeluk herbeleven, met allerlei theatrale middelen verbeeld. Het ene ongeluk is nog spectaculairder dan het andere. Sommige zijn als filmscènes, vol geschreeuw en special effects (rookwolken, knipperende koplampen, naar buiten geslingerde slachtoffers). Andere worden bijna cartoonesk verbeeld, zoals wanneer een van de spelers zijn lichaam tegen een met rode verf besmeurd autoraam wrijft, in slowmotion, en bloedend achterblijft. De stampende klanken uit de boxen, het gekletter van autoportieren die steeds op onvermoede momenten vanaf een hoge stellage via kabels naar beneden komen denderen, en dan die steeds dreigender, paars wordende lucht daarboven, beschenen door verblindende koplampen; het is een samenspel van theater met de elementen dat je op Oerol vaker zou willen zien.
Wat zeker zo mooi is in deze spectaculaire crashchoreografie is hoe dansers en acteurs ieder uit hun eigen kunst putten om het ongeluk, de daaropvolgende schok en de relevatie te laten zien. Zoals in de ongeluksscènes zelf: de acteurs, met hun echtemensenlijven, krabbelen hortend en stotend door het zand in een poging zichzelf nog overeind te houden na de fatale schok, voordat ze genadeloos op hun bek gaan. Je voelt de onhandigheid van zo’n val, waarbij je altijd fout terechtkomt, de pijn van de doffe klap op het zand (het asfalt). Je gelooft ze omdat ze zo menselijk vallen.
En dan de dansers: die vallen in salto’s, hoge sprongen, liften, en na hun val rollen ze nog meters door in soepele koprollen, waarbij alles klopt met die oorverdovende muziek. Je gelooft ze, omdat ze zulke sterke bewegingen hebben gevonden om iets lelijks als een crash te verbeelden. Het moet pijnlijk zijn, al dat rollen, vallen en liften, maar wie aan de dood is ontsnapt voelt geen pijn. Dus ze staan op, de dansers en de acteurs staan allemaal weer op, na de bijna-fatale crash, en hun leven neemt een nieuwe keer.
Gorter, in haar witte jurk, de pumps in haar handen, het haar verwaaid, neemt het woord. In het Engels vertelt ze hoe ze eens een heel chique vriendin bezocht die haar zei dat ze toch echt eens naar de kapper moest. En hoe de kapper haar vervolgens had geadviseerd: ‘You should look totally different from yourself.’ ‘Niet een klein beetje als mezelf?’ had ze voorzichtig gevraagd. Maar voor de kapper was het zonneklaar: een beslist ‘oh, no!’ had zijn antwoord geluid.
Na het overleven van dat zware ongeluk is het voor alle personages voorbij met het streven steeds maar iemand anders te worden. Ze laten zich niet meer door anderen beletten. Ieder is klaar om zijn eigen keuzes te maken, ongehinderd door wat de rest van de wereld vindt. Alsof ze nu in reservetijd leven waar geen angst meer heerst. ‘Ik kan leraar Russisch, worstelaar, Nina Hagen worden,’ mijmert een van de personages die uit puur geluk maar blijft herhalen hoe gelukkig hij is. ‘Ik dacht dat na het ongeluk de dood wachtte, maar het bleek het leven,’ verwoordt een ander het tegen het einde van de performance. Je hebt dat dan als toeschouwer al begrepen. Die al te letterlijke teksten vormen soms een beetje een open deur, ze zijn vaak niet nodig. Misschien zijn ze bedoeld om een kader te scheppen voor de toeschouwers, maar de associatievere teksten en beelden werken beter, de kleine anekdotes, de overdenkingen die je eigen verbeelding in gang zetten. Maar dat is het enige wat een klein beetje afbreuk doet aan dit indrukwekkende theaterspektakel.
Foto: Reyer Boxem