In Così fan tutte staat de energieke aanpak van het orkest in schril contrast met wat er op het podium gebeurt ***
Het Orkest van de Achttiende Eeuw staat in het midden van het podium opgesteld. De musici hebben dagelijkse kleding aan. Om het orkest heen en middenin zijn er gangpaden waarover de zes zangers in uitzinnige kleding rondlopen. Allemaal blijven ze voortdurend op het podium.
Mozarts Così fan tutte ging in première in 1789, het jaar van de Franse Revolutie, toen het ancien régime aan zijn einde kwam. In tijd daarvoor werden in de hoogste kringen veel verstandshuwelijken gesloten en was het niet ongebruikelijk dat seks en ware liefde zich buiten het huwelijk afspeelden. Mozart en zijn librettist Lorenzo Da Ponte hadden die praktijk eerder gepersifleerd in de opera’s Le Nozze di Figaro en Don Giovanni. Wie kent niet ook Choderlos de Laclos’ Les Liaisons Dangereuses uit 1782, waarin verleiding en buitenechtelijke seks de hoofdrol spelen?
De plot van Così fan tutte draait om een weddenschap tussen twee jonge mannen en een cynische vriend (Don Alfonso, van adel dus) over de trouw van hun geliefden. Daarvoor verkleden ze zich en moeten ze in vermomming proberen de geliefde van de ander te versieren. Dat lukt, maar de ontknoping is minder vrolijk dan ze hadden gedacht. En of dat aan de ontrouw van de geliefden lag, is dan maar de vraag.
De wat intelligentere ensceneringen tonen de ontgoocheling bij alle vier de geliefden, overeenkomstig de toon van Mozarts melancholische muziek na de ontknoping. Het werk heette dan ook een dramma giocoso en de titel luidt voluit Così fan tutte, ossia La scuola degli amanti, de leerschool van de geliefden.
Così fan tutte, ‘Zo zijn alle vrouwen’, wordt wel eens voor misogyn aangezien. Maar als je in aanmerking neemt dat het de mannen in de opera zijn die dat zingen, kun je het ook anders zien. Misschien parodiëren Mozart en Da Ponte vooroordelen van mannen over vrouwen. Vooral als je ziet dat juist de mannen in Così fan tutte in hun hemd worden gezet.
Regisseur Lisenka Heijboer Castañón voegt hier nog een dramaturgische ingreep aan toe, namelijk dat de twee vrouwelijke geliefden van het begin af aan op de hoogte zijn van de weddenschap. Als de mannen de weddenschap bespreken zie je de twee vrouwen lacherige blikken met hun partners uitwisselen.
Het zesde personage, het dienstmeisje Despina, wordt in het oorspronkelijke verhaal door Don Alfonso omgekocht om de twee jonge vrouwen hun opvatting over liefdestrouw uit het hoofd te praten. Omdat ze met haar jonge leeftijd, vijftien jaar, een atmosfeer van dolce far niente uitstraalt, maar ook omdat ze – vermoedelijk als lid van de werkende klasse – blijkbaar levenswijsheid en misschien meer lessen in de liefde heeft opgedaan, heeft ze genoeg overwicht over de twee andere vrouwen om hun heilige voornemens op te geven.
In deze regie speelt Despina natuurlijk het spel van alle vier de geliefden mee. Al blijft ze uiteindelijk natuurlijk toch het dienstmeisje. De rol wordt vertolkt door veterane Claron McFadden, die Despina een perfecte combinatie van gespeelde naïviteit met wereldwijsheid meegeeft.
Op Don Alfonso na verandert iedereen voortdurend van kleding. Alle kleding hangt aan rekken op het gangpad achter het orkest, en daar verkleden de personages zich, Brechtiaans of Discordiaans in het zicht van publiek. Naast kolderieke momenten als de personages elkaar bij de kledingrekken tegenkomen, leveren die verkleedpartijen ook steeds flamboyantere uitdossingen (ontworpen door Kevin Pieterse) op, waarin genderspecificiteit steeds minder relevant wordt en culturen uit vele delen van de wereld opduiken. Als ze niet zelf op is, staat dienstmeisje Despina daar natuurlijk klaar om alle anderen te helpen bij het verkleden, nog een giveaway wat betreft de oorspronkelijke plot.
Gaandeweg worden de verkleedpartijen een hilarische show op zichzelf, die er toe bijdragen dat deze drie uur durende opera ook voor niet geheel ingewijden vermakelijk blijft, voor zover de aanstekelijke en aanstekelijk uitgevoerde muziek en acteerprestaties daartoe al niet in staat zouden zijn. De typecasting van de zangers met merendeels jonge of jong acterende zangers doet de rest.
Het in 1981 opgerichte Orkest van de Achttiende Eeuw is indertijd ongeveer geboren uit noodzaak om Mozarts muziek met meer begrip voor de historische context uit te voeren. In deze uitvoering is het ook visueel de spil waar de wereld van de steeds knotsere partnerruilen omheen draait.
Daarin worden zangers en orkest uitstekend bijgestaan door dirigent Manoj Kemps, die na allerlei deels queer en genderdoorbrekende projecten waarin hen zelf een prettig ontregelende factor was, nu ook eens ‘gewoon’ mag dirigeren, en dat doet hen uitstekend, zeker bij zo’n op elkaar ingespeeld ensemble als dit orkest. Met sopraan Katharine Dain had hen al eens samengewerkt in de uitvoering van het dramatisch geladen Unde imber et ignes van Rick van Veldhoven. Nu zingt Dain even overtuigend de komische rol van Fiordiligi, met onder meer de vocaal en karakterologisch beruchte aria ‘Come scoglio’ (‘Als een rots’), doelend op haar trouw, terwijl de extreme intervallen in haar zangpartij suggereren dat Fiordiligi misschien helemaal niet zo zeker is van haar zaak.
Haar hartsvriendin Dorabella, die in de tweede akte duidelijk maakt dat ze de twee vreemdelingen best interessant vindt, wordt warm sensueel gezongen door mezzosopraan Josy Santos. Wat de twee personages in deze enscenering duidelijk maken is dat ze intussen geheel autonoom en zelfbewust handelen, en met komische uitwisselingen van blikken duidelijk maken dat ze het spel helemaal meespelen.
De twee jonge mannen worden gezongen door tenor Linard Vrielink als Ferrando en bariton Drew Santini als Guglielmo. Ze krijgen als solist minder te doen dan de vrouwen, maar ze zijn fraai in hun duetten en bariton. Met name Vrielink komt dan vaak mooi overal bovenuit. Henk Neven zingt en speelt een overtuigende cynische en eigenlijk gladde Don Alfonso, die de weddenschap dan wel wint, maar eigenlijk een loser is.
Claron McFadden zingt haar Despina vol coloraturen schijnbaar moeiteloos, met een patina dat zowel aangeeft dat ze weet wat een piepjong meisje denkt als duidelijk maakt dat Despina mede door levenservaring de wijste van allemaal is, de soort mens waarvan je zou hopen dat die het na de revoluties in 1789 het voor het zeggen zouden krijgen. Maar ook de twee liefdesparen zouden na wat hen in dit verhaal overkwam ouder en wijzer zijn.
Foto: Janko Duinker
recensie van Peter Franken voor Basia con fuoco
https://basiaconfuoco.com/2023/10/16/orkest-van-de-achttiende-eeuw-herneemt-cosi-fan-tutte/