Wie geen zin heeft in een verschoten Notenkraker van een Russisch balletgezelschap van het tweede of derde échelon, maar behoefte voelt aan een zoet opkikkertje met veel kleurstof in deze grijze dagen, kan zich vervoegen bij Het Nationale Ballet. Dat danst tot en met Nieuwjaarsdag Ted Brandsens Coppelia uit 2008, in de nog steeds ge-wel-di-ge vormgeving van Sieb Posthuma.

Brandsen verplaatst het verhaal over de sinistere Dr. Coppelius en zijn schepping, de levensechte pop Coppelia, van de negentiende naar de eenentwintigste eeuw. Coppelius is nu geen poppenmaker, maar een cosmetisch chirurg, bijgestaan door een handlangster die verdachte gelijkenis vertoont met Marijke – ‘lipjes getuit, borstjes vooruit’ – Helwegen. In zijn hagelwitte kliniek krijgt de gretige cliëntèle grotere borsten, kleinere billen en rechtere neuzen. Het hogere doel is de ideale vrouw te creëren: Coppélia. Met haar gele haar en zuurstokroze jurk, haar kunstjes en kushandjes verleidt zij Frans, de verloofde van heldin Zwaantje, die uiteraard puur en ongerept is.

Lang verhaal kort: alles komt goed. Zwaantje behoedt haar Frans voor een verschrikkelijk einde in de ‘Frankensteinmachine’ van Dr. Coppélius, waarna in de avondzon het huwelijk wordt voltrokken. Overigens treedt de door Brandsen naar Nederland gehaalde Syrische danser Ahmad Joudeh op als – pikant! – dominee.

Naast de vormgeving van Posthuma, een levensgroot pop-up prentenboekplaatje van een lieflijk dorpsplein waar als een soort ufo Dr. Coppelius’ borstenfabriek is neergestreken, is de muziek van Delibes een andere troef van het ballet. Met de meeslepende, beroemde mazurka en lieflijke wals, meteen al aan het begin, wordt het publiek meteen meegenomen in het ballet. Brandsen vertelt het verhaal vaardig en levendig in mime en dans, choreografisch tamelijk rechttoe rechtaan en zonder grote verrassingen.

Het komt dus, ondanks een aantal nieuwe toevoegingen en aanpassingen, nog steeds aan op een sprankelende uitvoering. Gelukkig heeft het ensemble er zin in, ook als Het Balletorkest voor de zoveelste keer de mazurka inzet. Edo Wijnen geeft zijn Dr. Coppelius de juiste dosis surrealisme en venijn mee, én danst strak uitgevoerde solovariaties. En opnieuw is het de B-boy uit Coppelius’ griezelkabinet (Aleandro Paolillo) die een extra enthousiast applaus oogst na een serie backspins en windmills.

Zwaantje en Frans worden gedanst door Anna Ol en Artur Shesterikov. Geen van beiden is een groot komisch talent en dat is jammer, want het geestige, cartooneske decor van Posthuma vráágt eigenlijk om een beetje schmieren en snaakse overdrijving. Anna Ol, op zich een goede typecast met haar meisjesachtige uiterlijk, compenseert die tekortkoming met haar verfijnde techniek, waarmee ze vooral indruk maakt tijdens de grote pas de deux uit de huwelijksakte. Elke pose staat, ze is muzikaal en exact en beschikt daarbij over een mooie sprong. Shesterikov is vooral een sympathieke Frans die dans- en acteertechnisch wel wat meer bravoure zou kunnen gebruiken.

Coppelia blijft zo vooral een luchtig hapje, een vleugje zomer in de donkere dagen. Het vult niet echt, maar op zijn tijd is zoiets ook best lekker.