Op een enigszins afgelegen terrein, waar industrie en nijverheid al lang geleden hebben plaatsgemaakt voor woningbouw en vrijetijdsindustrie, zoek ik in de schemer naar The NarcoSexuals. De nieuwe installatie van Dries Verhoeven doet theatraler en dramatischer aan dan ik gewend ben in zijn werk. (meer…)
De bezoeker van Continuüm wordt ingepakt in een halflange, zwarte ‘boerka’ met een klein breedbeeld-venstertje, dat de visuele waarneming terugbrengt tot een welbepaald kader. Vervolgens krijgt die een desoriënterende wereld van textuur, klank, kleur en beweging toegediend.
Sinds enige tijd werkt Johannes Bellinkx met Tamar Blom, Dennis van Tilburg, Jakob Proyer, Neal Groot, Grisha Rungen en Soultech aan wat je een decorinstallatie zou kunnen noemen. Met zelfontwikkelde en geïntegreerde apparatuur en enkele handmatige acties creëren ze een prachtige ervaring.
Voor de toeschouwer met ‘boerka’ vallen eigen lichaam, de rest van het publiek en eigenlijk de hele wereld buiten beeld. De cocon met venster is dan ook nog eens lateraal gemonteerd op een treintje van karretjes, dat bij elkaar vijf keer vier mensen kan vervoeren. Die positie – de zij naar de rijrichting, de blik en het lichaam gericht naar wat je de flanken of de zijkant zou kunnen noemen – maakt het mogelijk om een transformerend beeldcontinuüm op te voeren.
Deze uiterst ingenieuze opstelling c.q. mis-en-scène c.q. apparaat zorgt ervoor dat verschillende kaders bovenop elkaar worden gelegd, van het schilderij en de film via de peepshow of de verrekijker naar een panorama. Maar het beperkte uitzicht betekent ook dat je als toeschouwer meer en op andere manieren ervaart en voelt.
Licht voorovergeleund, iets dat tijdens de proefopstelling tijdens Winternights in Maastricht afgelopen december nog niet het geval was, staand of zittend, wordt het lichaam van de toeschouwer tot een actieve ontspanning overgehaald, een beetje zoals men gewoon was tijdens de katholieke mis, bij het knielen op kleine uitklapplankjes of bij het hangen op een schellinkje bovenin oude 19e eeuwse theaters.
Aanvankelijk rijdt het gevaarte langs de wanden van de ruimte waar je juist tevoren bent ‘ingestapt’. De installatie heeft zo ook iets weg van een kermisattractie, al zijn de bewegingen heel anders dan die van de bungy jump of de rups. In plaats van een gierende tocht langs een (golvende) verticaal, houdt Continuüm het qua reële beweging bij de horizontaal. Ook het tempo is rustig.
Je krijgt details van de achterkant van het theater te zien. Het glimmende grijs van de brandschermen vult het hele beeld, dat overgaat in een witte muur met hier en daar een zwart veegje of een buts. Wanneer de muur wijkt, is er uitzicht op een UIT-bordje, opzij geschoven theatergordijnen of een handgeschreven mededeling met het verzoek om ‘de klapstoeltjes na afloop hier te deponeren’. Maar omdat de context waartoe details behoren aan het zicht onttrokken is, krijgen ze een zelfstandig karakter, wordt hun materialiteit uitvergroot en ontstaat er de ervaring van een voorbijtrekkend landschap.
Na afloop van de presentatie in buurthuis anex theater De Rietwijker in Amsterdam-Noord afgelopen weekend, bleek dat het de bedoeling is dat deze zoom-reis ook buiten kan beginnen, wat de hyper-ervaring van het alledaagse alleen nog maar groter zal maken.
Wanneer geluid (Dennis van Tilburg) en licht (Grisha Rungen, Neal Groot) zich in tweede instantie bij de reeds ingezette ervaring voegen, verlegt het spel met verschillende waarnemingskaders zich steeds meer richting zinsbegoocheling, vervreemding en desoriëntatie.
Details uit het alledaagse worden vervangen door de details van een heel fijn, synthetisch, wit doek, van het soort waar corona-pakken van zijn gemaakt, Tyvek. Het lijf wordt nu heel letterlijk bewogen. Kleine rukjes aan de installatie, zware bassen van onder de zitplaatsen of noise-geknetter in de rug sensibiliseren niet alleen het lichaam van de toeschouwer, maar scheppen ook nieuwe ruimte in diens waarneming.
Het materiële en het imaginaire worden door suggestie samengevoegd. Van abstracte monochromen die mij voor een moment terugbrachten naar bezoeken aan het Stedelijk in mijn kindertijd, verhuis ik naar veel recentere fietsvakanties in de Alpen en de Pyreneeën, waar het gesteente langs de weg tijdens zware klimmen en het uitzicht op rotsformaties vanaf de pas een hele eigen en specifieke esthetiek genereren
Wanneer het tempo van de installatie-ervaring omhoog gaat en licht, schaduw en strobe-effecten steeds grotere vormen slaan in mijn waarneming, verlies ik het contact met de reële ruimte geheel. Ik trek mijn voeten op en verdwijn in wat Bellinkx en co. zelf poncho’s noemen.
Al zijn mijn ogen cruciaal voor wat ik meemaak, het voelt alsof ik word opgenomen in een zee van tijd en ruimte, zonder bebouwde omgeving, zonder natuur ook, althans die van menselijke schaal. Het heeft iets van het sublieme, van een verzelfstandiging van de esthetische ervaring, zoals je die ook in experimentele film of geluid goed kunt meemaken.
Terwijl het brein nog vergeefs naar narratieve of figuratieve aanknopingspunten zoekt, is mijn lichaam reeds vertrokken. De desoriënterende abstractie wordt een ‘normaal’, een plek om te vertoeven. Continuüm is een wonderbaarlijk panorama zonder overzicht, en een nachtmerrie voor wie snel duizelig wordt of last heeft van strobe-licht. Maar menig bezoeker zal zich met genoegen overgeven aan de multisensorische ervaring.
In Maastricht had ik nog visioenen over ruimte en tijd, aarde en vervuiling, resten en ruïnes, maan- en poollandschappen, wat misschien iets te maken heeft met een verandering in de sequenties, en het nog inzetten van het doek als object tegen het einde van de voorstelling destijds, waardoor mijn subjectiveit als mens meer telde.
In Amsterdam-Noord is de installatie zo vloeiend en zo abstract, dat ik hooguit langs wat stenige omgevingen schampte, grotten met misschien wel hier en daar een hele oude tekening. Continuüm is zo een prachtig antwoord op Plato en Descartes (Bellinkx verwijst zelf naar die laatste). De waarneming hoeft bij hem niet te grijpen en kan ontspannen. Het is zelfs fijn dat zich niet een uitgebreide dramaturgie van al die ontvangen kaders, al dat erfgoed, voordoet. Het is genoeg om met dat verlangen geconfronteerd te worden, blijkt nu.
Misschien dat deze half-automaat nog verder ontwikkeld gaat worden, dat blijft een mooie vraag. In ieder geval voorziet Continuüm in een welkome afwisseling op alle (al even noodzakelijke) discussies over identiteit, uitsluiting en politiek in relatie tot kunst. Natuurlijk zou je de installatie kunnen verbinden met het posthumanisme, Donna Harraway en meer, maar niets daarvan is noodzakelijk als voorkennis. Theorie en filosofie worden hier materieel en noodzakelijk op een heel toegankelijk niveau. En het idee van de attractie krijgt opnieuw betekenis. Van harte aanbevolen op Noorderzon deze zomer en later in het jaar tijdens Puppet Playground van Feikes Huis.
Foto: Dennis van Tilburg