Een smal metalen laddertje dat over katrollen loopt, waardoor het in een lus blijft doorlopen, met daaronder, op de grond, een berg stoffige lappen in groen- en grijstinten. Zo minimaal is het toneelbeeld dat Django Walon ontwierp voor ROTOR#3 – Sisyphus Machine. Twee spelers, Koen van der Heijden en Hidde Aans-Verkade, beklimmen om beurten de ladder, hun bewegingen monotoon en geconcentreerd. (meer…)
In Constructions of my interior voegt theatermaker Sam Scheuermann een nieuw deel toen aan haar reeks van performatieve installaties. De coronabeperkingen spelen daarin een noodlottige rol.
Twee mensen (je denkt gelijk: een samenwonend stel) scharrelen rond in een appartementje van misschien twaalf vierkante meter. Zij (Sam Scheuermann) verplaatst een lamp, hij (Koen van der Heijden) verschuift een kast, samen geven ze ook de bank een nieuwe plek. Naarmate ze hun interieur steeds opnieuw inrichten, begin je een herhaling van het patroon te zien – stond die kast daar al niet eerder, en stond de inklapbare eettafel toen ook niet precies daar?
Constructions of my interior is, na Nomaden (2016) en Goden (2018), de derde in een reeks installatieve performances van de hand van Scheuermann. We zien mensen bewegen in een doorzichtige vitrineruimte; de fascinatie zit in hoe de spelers zich tot elkaar en het publiek verhouden. Welke relaties kunnen we ontwaren? Wat zeggen de handelingen over deze individuen, en over de hedendaagse mens?
In tegenstelling tot de pluriforme groep personages in Nomaden is de basissituatie van Constructions of my interior meteen herkenbaar, bijna banaal: Scheuermann en Van der Heijden geven steeds een nieuwe invulling aan hun gedeelde ruimte. De cyclische aard van de performance maakt het allemaal nog eendimensionaler, omdat je de verschillende permutaties na een paar loops wel hebt gezien, en het tempo van de performers onveranderlijk is. Alleen de transistorradio, het dynamische lichtontwerp en de dreigende soundscape voegen nog een extra laag van betekenis toe, maar het is niet genoeg om tot de verbeelding te spreken.
Het vermoeden rijst dat de vereiste coronamaatregelen de potentie van de voorstelling in de kiem smoren. Bij de vorige voorstellingen in de reeks kon het publiek vrijelijk om de cabine heen bewegen. Zo bepaalde je steeds opnieuw je positie ten opzichte van het werk en ontstond er eigenlijk een choreografie tussen jou, de performers en de andere toeschouwers. Als statische ervaring werkt Constructions of my interior echter veel minder goed, omdat hetgeen er door de performers wordt geboden slechts de helft van het eigenlijke kunstwerk is. (Na de voorstelling bevestigde Van der Heijden inderdaad dat de vaste zitplaatsen een door corona gemandateerde noodgreep waren.)
Helemaal aan het slot van Constructions of my interior doorbreekt Scheuermann plotseling de monotonie – eerst door de performers zelf uit de cabine te laten breken, en daarna door alsnog een opening te bieden aan de eigen inbreng van het publiek. Vooral die tweede twist is schitterend in zijn subtiliteit en het openbreken van de mogelijkheden: opeens ontstaat er een gevoel van gedeelde verantwoordelijkheid, die door individuele publieksleden op verschillende wijze wordt ingevuld.
Het prachtige slotakkoord laat echter te lang op zich wachten: in deze coronaversie voelt Comstructions of my interior fataal beschadigd.
Foto: Lara Maassen