Vrijwel naakt staat Édouard (gespeeld door acteur Eelco Smits) met zijn rug naar het publiek gekeerd. Kort ervoor is hij verkracht. Door de jonge Reda (Sia Cyrroes), die hij een paar uur eerder tijdens kerstavond op straat heeft ontmoet. Met zijn theaterbewerking van Édouard Louis’ Geschiedenis van geweld zoomt regisseur Abdel Daoudi in op pittige thematiek als seksueel geweld en klassenverschillen. (meer…)
Als kersverse artistiek leider van NTGent herwerkt Milo Rau een voorstelling die hij in 2016 al creëerde bij de Schaubühne in Berlijn. In de hoofdrol dit keer Els Dottermans, die een afgemeten, cynische oud-hulpverlener speelt.
Compassie. De geschiedenis van het machinegeweer is een lange monoloog, die die rol van de ‘reddeloze’ westerse hulpverlener onder de loep neemt. Rau voegt aan zijn quasi documentaire insteek een zuinige dosis theatraliteit.
Lang voerde de KVS de toon als het gaat om de theatrale aanklacht tegen kolonisatie en kapitalisme; de focus op de Vlaamse geschiedenis in Afrika – Congo. Nu Milo Rau als artistiek leider in Gent is geland, zal die specifieke politieke focus in het Vlaamse theater ongetwijfeld worden versterkt. Spannend hoe die twee gezelschappen – NTGent en KVS (Brussel) – zich de komende jaren zullen ontwikkelen en zich al dan niet zullen gaan onderscheiden.
In Compassie. De geschiedenis van het machinegeweer herhaalt Rau zichzelf. Dan heb ik het niet alleen over zijn vormvaste quasi documentaire insteek, waarin hij subtiel de persoonlijke verhalen van zijn spelers verwerkt en feit en fictie met elkaar aan de haal gaan. De Duitse versie van dit werk kwam twee jaar geleden ook al uit bij de Schaubühne in Berlijn. Duitsland zat toen nog midden in het debat over het toegenomen aantal vluchtelingen. Inmiddels lijkt dit onderwerp aan sleetsheid onderhevig – eerder dagelijkse kost, dan een werkelijke zorg. Des te meer reden om voorstellingen als dit op het repertoire te zetten.
Rau bouwt zijn voorstelling op rondom twee personages. De een is een achtentwintigjarige, gevluchte Hutu uit Rwanda, die haar ouders verloor bij een massaslachting. Ze overleefde en werd geadopteerd door een zwart Frans koppel uit een dorp vlakbij Orleans. Van achter haar bureau vertelt Olga Mouak die geschiedenis met de camera voor haar neus, zodat we – zoals in veel van Rau’s voorstellingen – haar gezichtsuitdrukkingen goed kunnen zien. Het bureau staat midden tussen een grote hoop puin, waartussen een katheder is geplaatst. Daarachter verschijnt niet veel later een oudere vrouw. In haar lange monoloog vertelt ze het verhaal van de actrice die ze zelf is en het proces van de totstandkoming van de voorstelling.
In de vorm van een lezing introduceert ze beelden van Syrische en Afgaanse vluchtelingenkampen, die ze bezocht met haar regisseur. Dottermans’ gezicht is eveneens uitvergroot op het scherm, net als de foto’s die ze soms toont en haar verhaal ondersteunen. Daarop onder andere jonge mannelijke vluchtelingen, die het uiterlijk aannemen van Westerse hulpverleners; linkse hipsters met staartjes. Ook het beeld van het verdronken Syrische jongetje Aylan komt voorbij. Dottermans vertelt over het repetitieproces met haar regisseur, die de vader live had willen bellen in de voorstelling. Handig koketteert Rau met zijn eigen achtergrond als journalist. Het voedt de cynische ondertoon in het spel van Dottermans: ‘Hij kan dat, deze regisseur.’
Het persoonlijke leven van Dottermans krijgt een plek in het verhaal als ze vertelt over een oude liefde, regisseur Luk Perceval, en de voorstelling Oedipus waarin ze speelde. Rau – en zijn vaste dramaturg Stefan Bläske – vermengen haar werkelijke biografie met het verhaal van een Vlaamse jonge hulpverleenster die door de organisatie ‘Teachers in Conflict’ wordt uitgezonden naar Goma, een Congolese stad aan het Kivumeer aan de grens met Rwanda. Zo raken we geleidelijk aan verzeild in de Rwandese burgeroorlog en kruisen de verhalen van Mouak en deze vrouw elkaar. Rau verwerkt bovendien beelden uit Quentin Tarantino’s film Inglorious Bastards en zo komt het machinegeweer tevoorschijn.
Vooral Dottermans is aan het woord. Heel even krijgen we een glimp van het toneelleven van Mouak, die (ook flink cynisch) vertelt over haar recente repetitieproces met Robert Wilson. Direct krijgt de voorstelling dan lichtheid en humor. Jammer eigenlijk, dat Mouak zo zelden aan het woord is, want vooral haar inbreng heeft iets verfrissends. We moeten het doen met het functionele, monotone cynisme van Dottermans’ relaas, die sterk en subtiel acteert en alles bij elkaar brengt tot een cruciaal moment, waarin ze de angst van het geweld waarin ze als hulpverleenster terechtkomt theatraal toch nog verrassend vorm geeft.
Niet altijd zijn de regiekeuzes zo dwingend, zo blijft het effect van Dottermans live en Dottermans op video bijvoorbeeld een wat loze ingreep. Trauma’s nestelen zich in het lichaam en de zintuigen, Rau weet het maar al te goed en weet dat gegeven behendig te bespelen in tekst, sound en actie. Lichtjes verweeft hij het Oedipus verhaal om uiteindelijk te laten zien dat geweld zich altijd met geweld betaalt (ook een thema van Tarentino) en hoe een gemeenschap slachtoffer wordt van zijn eigen koloniale verleden.
Foto: Michiel Devijver
De voorstelling was heel mooi uitgevoerd. Echt prachtig. Maar een ding dat ik niet snap is de bedoeling van het stuk. Ik begrijp niet waarom Milo Rau kritiek geeft op ngo’s.