Bij binnenkomst moet je even met je ogen knipperen. Frascati 1 is voor de gelegenheid omgetoverd tot een klein paradijs, waarin een lieflijk kiezelpad om een idyllisch fonteintje leidt, de Japanse sierkers vol in bloei staat en twee jongelingen dromerig in het gras liggen, terwijl het publiek verspreid in de tuin plaatsneemt op lage tweepersoonsbankjes en losse stoelen. (meer…)
Er wordt expliciet gezegd dat Clybourne Park weliswaar het derde deel van een cyclus is, maar dat je het stuk ook helemaal apart kan bekijken. Dat is zeker waar. Ik heb de twee voorgaande delen niet gezien en een erg interessante voorstelling ervaren.
Deel één, het beroemde stuk A Raisin in the Sun van de zwarte toneelschrijfster Lorraine Hansberry uit 1959, vertelt hoe haar eigen familie zeer moeizaam verhuist naar een blanke wijk in Chicago. In Beneatha’s Place uit 2013 werkt de zwarte Brit Kwame Kwei-Armah het verhaal uit van de dochter die naar Nigeria vertrekt en zich met neokoloniale verhoudingen moet verstaan. Al eerder, in 2011, had de Amerikaan Bruce Norris zijn met prijzen overladen stuk Clybourne Park geschreven, dat nu als derde deel van de Raisin-cyclus wordt gespeeld door Well Made Productions. Dat is de organisatie van Ellen Tjon A Meeuw en Samora Bergtop, die verhalen wil vertellen vanuit een bi-cultureel perspectief. Esther Duysker maakte ook nu de zorgvuldig overdachte vertaling.
Clybourne Park bestaat uit twee delen, die elkaars spiegelbeeld zijn. Het eerste deel speelt in 1959, als de buurt zich verzet tegen de komst van een zwarte familie, omdat daardoor hun huizen in waarde dalen. In het tweede deel, dat in 2009 speelt, gebeurt het omgekeerde. De buurt is intussen helemaal van kleur geworden en de zwarte buurtgenoten hebben er bezwaar tegen dat er een witte familie in de buurt komt wonen, omdat die dan voor hen onbetaalbaar wordt. De zwarte gemeenschap vreest gentrificatie.
Met meer witte dan zwarte personages/spelers zou je kunnen zeggen dat in Clybourne Park de gebeurtenissen vooral vanuit een wit perspectief worden gezien, maar dat is niet helemaal waar. Joy Wielkens en Sergio IJssel spelen in beide delen een zwart echtpaar en we kijken vooral uit hun ogen naar het openlijk dan wel verborgen racistische gedrag van de anderen. Dat wordt benadrukt door gefilmde close-ups van hun gezichten, bijvoorbeeld als ze met de rug naar het publiek staan.
Maar er is in dit stuk nog iets meer aan de hand. De goedwillende blanke dame (Anke van ’t Hof) is druk aan het praten, we beseffen steeds meer dat zij iets probeert te overschreeuwen. Haar man, heel mooi gespeeld door Peter van Heeringen, is helemaal niet meer in staat in beweging te komen. Zij delen een groot drama, dat te maken heeft met hun zoon, een drama waarvan de hele buurt weet heeft, maar niemand hulp kan bieden. Niet de brave dominee (Marcel Osterop), nog minder de egoïstische buurman (Yorick Zwart) of zijn doofstomme vrouw (Margje Wittermans). Onnozele discussies en ongemakkelijke grappen overheersen de dialogen. Misschien is uiteindelijk het zwarte dienstmeisje (gepeeld door Joy Wielkens) de enige die het stel niet in de steek heeft gelaten en ongewild de last van het verleden met ze moet meedragen. In het tweede deel, dat 50 jaar later speelt, in 2009, beseffen we dat dit menselijke drama er ook voor heeft gezorgd dat het huis zo goedkoop door een zwarte familie kon worden gekocht.
Er zitten heel veel lagen in dit stuk, want ook de zwarte personages hebben deel aan het drama. Je kunt cynisch naar de onuitroeibare tegenstellingen kijken, maar evengoed focussen op de onderlinge verwevenheid van alle personages. Dat komt nog eens naar voren als op toevallige wijze de resten van de tragedie 50 jaar later boven de grond komen. Het publiek weet meer dan de personages en dat komt stevig aan.
De voorstelling, onder regie van Teunkie van der Sluijs, bevat heel veel subtiele verwijzingen naar allerlei soorten discriminatie, niet alleen als het gaat om huidskleur, ook om man-vrouwverhoudingen, klassenverschillen, lichamelijke en geestelijke handicaps. Als mevrouw het dienstmeisje helpt met het opvouwen van een laken, laat zij het pardoes weer vallen en laat het meisje starend naar het laken in haar handen achter.
De twee decors, van Niek en Sjoerd Kortekaas, waren eenvoudig, verrassend en mooi. Het spel deed bij de première in Amsterdam soms nog wat onevenwichtig, soms te nadrukkelijk, aan. Het versterkte geluid (Ata Güner) was ook nog niet helemaal perfect. Het publiek dat een voorstelling vanuit een duidelijk zwart perspectief verwachtte zat er enigszins verbaasd naar te kijken. Het is in mijn ogen – die van een tamelijk witte man – inderdaad een bi-culturele en daardoor erg interessante voorstelling, die veel vragen oproept over het samenleven van verschillende bevolkingsgroepen, waar je zelf de antwoorden op mag en moet verzinnen.
Foto: Sharon Jane D