Met koffers en vliegers verzamelt een groep vrienden voor een uitstap naar zee. Ze willen een weekendje de drukte van de stad achter zich laten. De sfeer is al snel uitbundig met grapjes en plaagstootjes, tot halverwege de stemming volledig omslaat door de verdwijning van een kind én Elly, de kleuterjuf. (meer…)
Acteur Thomas Janssens liet zich bij het maken van deze voorstelling inspireren door Jafar Panahi: een Iraanse cineast die al regelmatig gevangen is genomen vanwege zijn maatschappijkritische films over het regime aldaar. Samen met acteur Sabri Saad El Hamus, die Egypte ontvluchtte, en de uit Irak gevluchte regisseur Mokhallad Rasem ging Janssens een theatraal onderzoek aan naar censuur binnen de kunsten. Dat resulteerde in de voorstelling Closed Curtains.
Het toneelbeeld is indrukwekkend. Het projectiescherm op de achterwand van het podium is gebarsten, alsof het aan scherven ligt. Zware kettingen hangen ervoor. Vooraan een bureau met stapels boeken en papieren, en een bed. Op dat bed ontwaakt een man: de monddood gemaakte kunstenaar. Naakt. Volledig overgegeven aan zijn onderdrukkers. Het projectiescherm (zijn kunst) kapot gemaakt.
Dan komt de jonge Thomas Janssens op. Hij speelt een naïeve stagiair kunstwetenschappen, die de gevangen kunstenaar in een theatraal interview tot spannende quotes probeert te verleiden. Dit is de crux van de voorstelling: twee generaties worden tegen elkaar afgezet. En de kunstenaar wordt bovendien afgezet tegen de wetenschapper. Die laatste heeft soms wel erg makkelijk praten met zijn pleidooi voor kunst. Hij is per slot van rekening niet gevangen genomen en in alle vormen die je maar kan bedenken vernederd. Maar voor die kunstenaar geldt aan de andere kant: is inderdaad niet alles voor niets als hij zich de mond laat snoeren?
Dat uitgangspunt is spannend en wordt bij vlagen helder vertolkt door de twee acteurs op de vloer. Janssens weet zo nu en dan een lichte noot in de wel erg zware voorstelling aan te brengen.
Maar echt uitgewerkt wordt dit gegeven niet. De twee weten elkaar allebei tot een breekpunt te brengen – bij de ene resulteert dat in een pleidooi voor de vrije kunst (‘hoe kun je een eigen standpunt ontwikkelen, als je niet eens over het vocabulaire mag beschikken om dat standpunt te ontwikkelen?’), bij de ander in een emotionele breakdown – maar er wordt niet getoond wat er voorbij die wanhoop zit. Zit er bij de wetenschapper achter de ratio geen empathie? En bij de kunstenaar achter angst en woede geen bedachtzame verbetenheid?
Een zwaar onderwerp hoeft niet te worden gebagatelliseerd, maar juist het theater kent zoveel ingangen om lucht aan te brengen zonder teniet te doen aan de thematiek. Het frisse spel waar Janssens mee binnenkomt werkt niet voor niets als een trein. Het doorbreekt de zwijgzame, weemoedige sfeer die er tot dan toe uitsluitend is gecreëerd, en dat biedt ruimte tot reflectie. Maar ook Janssens vervalt snel in die zwaarte.
Deze voorstelling, waarin twee generaties, beiden op hun eigen manier ambitieus, tegen elkaar worden afgezet, mist een tegenwicht. Een sprankje hoop die de wanhoop binnen doet komen, een klein lichtpuntje om de thematiek behapbaar te maken. Nu is het een aaneenschakeling van beelden en scènes rondom de gevangen genomen kunstenaar. De voorstelling zou baat hebben bij een heldere dramaturgie, met daarin ruimte voor dynamiek en tegenkleur. Als (theatraal) onderzoek is het weliswaar interessant, maar deze voorstelling ontstijgt dat onderzoek helaas nauwelijks.
Foto: Fred Debrock