Eerst noemen ze hun werkelijke namen, de dansers van het gezelschap van de Zwitserse choreograaf Tabea Martin: ‘Ik heet Rebeccea. Ik heet Daniel. Ik heet Benjamin.’ Ze benadrukken dat ze hier, op deze plek in het theater aan de Triniteitstraat in Den Bosch, ‘voor altijd willen blijven’. Het is er ‘gezellig, veilig, de mensen zijn er aardig’. En als de toeschouwers over honderd jaar terugkeren, zijn zij er nog. De vijf performers zijn gekleed in wit, tijdloos plastic. Niet voor niets heet de voorstelling Forever. (meer…)
In Class warfare forever schijnt het nieuwe collectief Opening Statement een licht op de actuele staat van de klassenstrijd. Het levert een hedendaagse vorm van het vormingstheater op: geestig, verhelderend en wraakroepend.
De sollicitant (Samir Veen) kijkt er een beetje beduusd bij als zijn potentiële werkgever (Claire Bender) hem uitlegt dat zij eigenlijk helemaal geen potentiële werkgever ís. Nee, zo legt zij uit, de sollicitant is ook geen sollicitant, maar een zelfstandig ondernemer; haar bedrijf brengt hem alleen in contact met potentiële klanten, verder is ze nergens verantwoordelijk voor. Handig ook toch? Dan kun je helemaal zelf bepalen of je een arbeidsongeschiktheidsverzekering afsluit, of aan pensioensopbouw doet.
De openingsscène van Class warfare forever zet meteen al de toon voor wat volgt. In korte sketches belichten de makers van collectief Opening Statement (naast Bender en Veen ook regisseur Joeri Heegstra) de dimensies van de actuele klassenstrijd, van de ondermijning van fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden in de gig economy tot de uitzichtloosheid van schuldproblematiek, van uit de pan rijzende huurprijzen tot de ontmenselijking van iedereen die geen ‘goed functionerend lid’ van het economische systeem is.
In vlotte, tegelijkertijd geestige en razend makende scènes geven ze steeds een scherpe analyse van een deelprobleem. Door de slimme montage, waarin een aantal personages steeds terugkeert, ontstaat zo een overkoepelend beeld van een ziek systeem dat sociaal-economische ongelijkheid en uitbuiting in de hand werkt.
De specifieke vorm van theatraal engagement heeft wel wat weg van het vormingstheater dat in de jaren zestig en zeventig door gezelschappen als Proloog en het Werkteater werd gemaakt. Net als in veel van hun voorstellingen zet Class warfare forever in op een anekdotische stijl die de machtsrelatie centraal stelt tussen de kapitalistische elite en het nieuwe precariaat (dat tegenwoordig niet uit fabrieksarbeiders, maar uit zzp’ers bestaat).
De voorstelling wordt iets minder sterk als de makers op een mogelijke toekomst speculeren. Een tweetal scènes dat zich in 2041 afspeelt toont een te voor de hand liggende dystopie: Nederland lijkt afgegleden te zijn naar een kapitalistisch fascisme waarin bedrijfsleiders de scepter zwaaien. De ideologie van deze samenleving, zoals verwoord door een Baudet-achtige Denker Des Vaderlands (een heerlijk gluiperige Tarik Moree), komt niet veel verder dan het herkauwen van de ideeën van Ayn Rand, waardoor het dit toekomstscenario aan de specificiteit en vervreemding ontbreekt die sciencefiction als The Handmaid’s Tale zo beklemmend maakt.
De focus op ‘klassenstrijd’ is zowel de grootste kracht als de grootste zwakte van de voorstelling. Hoewel het de makers in staat stelt om specifiek op één as van ongelijkheid in te zoomen, moeten ze zich een beetje in bochten wringen om gerelateerde onderwerpen als seksisme en racisme buiten de deur te houden. Dat voelt hier en daar een beetje geforceerd aan: zelfs de rechts-populistische politicus in het stuk zegt dat etnische afkomst absoluut niet ter zake doet, en richt zijn pijlen uitsluitend op de vermaledijde handophouders en werkelozen in de samenleving als de bron van alle kwaad.
Afgezien van die kleine kritiekpunten is Class warfare forever een bijzonder geslaagde voorstelling, die overtuigende en doorwrochte maatschappijkritiek koppelt aan een speelse, satirische stijl die zeer precies weet te laveren tussen verontwaardiging en humor.
Foto: Annelies Verhelst