De opera L’Orfeo heeft bij de Nederlandse Reisopera een derde hoofdpersoon gekregen: een gazen kunstinstallatie die Ego heet. Dit kunstwerk, ontworpen door Lonneke Gordijn van Studio Drift, zeilt, zweeft, vliegt, wiekt en ademt de gehele voorstelling op en boven het toneel. (meer…)
Met een enkel tinkelend belletje eindigt ‘L’autunno di Christina’ van de Zweeds-Nederlandse componist Klas Torstensson (1951). Na dit verstilde slot barst het publiek in De Doelen uit in een minutenlange ovatie voor de sopraan Charlotte Riedijk en de musici van Sinfonietta Riga. Zodra Torstensson het toneel opklimt wordt het gejoel nog luider. Terecht, want dit derde deel van zijn Christina Cyclus is wonderschoon.
Toch moet Torstensson een wat katerig gevoel hebben overgehouden aan de avond. Aanvankelijk stond de première gepland van de integrale cyclus, maar vanwege de onvoorziene subsidiestop voor Cappella Amsterdam kon het vierde en laatste deel niet worden uitgevoerd. Bovendien ontbrak elke vorm van theatraliteit. Er was zelfs geen lichtplan, terwijl de voorstelling toch onderdeel vormt van de Operadagen Rotterdam. Het enige theatrale element was de koninklijke robe waarin Riedijk zich hult voor haar tirade tegen heerszuchtige mannen: ‘Ik zal nooit een Meester boven mij kunnen verdragen!’
Maar voor de muziekliefhebber viel er genoeg te genieten. In zijn aan de eigenzinnige Christina van Zweden (1626-1689) gewijde cyclus smeedt Torstensson smachtend romantische lyriek en een modern-percussief idioom tot een organisch geheel. Christina deed troonsafstand, werd katholiek en verhuisde naar Rome, waar zij een belangrijk promotor werd van de kunsten. Haar onconventionele levenshouding en mannelijke gedrag leidden tot speculaties over haar sekse; verschillende malen werd haar graf geopend voor een lijkschouwing.
Torstensson vertaalde haar bewogen geschiedenis naar een kleurrijke partituur. Deze opent met ‘Le dolci parole’ uit de aan sterke vrouwen gewijde cyclus In grosser Sehnsucht voor sopraan en pianotrio uit 2004. De tekst verhaalt van iemand die vol weemoed terugkijkt op een verloren liefde. De violist Joe Puglia speelt een lage aangehouden toon, die hij af en toe een ‘zetje’ geeft met een kort pizzicato. Riedijk plaatst hier vloeiende, over alle registers uitwaaierende zanglijnen tegenover. Dit korte deel ademt tegelijkertijd de sfeer van een Italiaans madrigaal als van Zweedse volksmuziek, doeltreffend en indringend.
Torstensson trekt deze thematiek door in ‘Pocket Size Violin Concerto’. Tegen volksmuziekachtige figuraties van de viool klinken liggende tonen van cello en fluit en doffe pizzicati op de snaren binnenin de piano. Wanneer Puglia’s zwierige lijnen naar de hemel reiken, verankeren zij hem op de aarde. Soms omkleden zij zijn partij met fraai opdwarrelende motieven, als een muzikale bloemenkrans. De arcadische sfeer roept beelden op van de herdersspelen waar Christina zo van hield.
Hierna wordt het podium omgebouwd voor de première van het vijfdelige ‘L’autunno di Christina’ voor sopraan en groot ensemble. Jammer dat de musici van Sinfonietta Riga niet tegelijkertijd zijn opgekomen bij het begin van de cyclus, dit leidt tot spanningsverlies. Maar wat zijn ze goed! Een strijkkwintet speelt de proloog op gedempte snaren. Hun zoete, sensuele harmonieën creëren een prikkelend gevoel, alsof je huid gestreeld wordt met een poederkwast.
Zodra ze schijnbaar gaan landen op de onvermijdelijke grondtoon, klinken felle snaredrums en schetterend koper. Hierin herkennen we de Torstensson van vroegere werken als Urban Songs en Licks & Brains. De blazers vuren snel repeterende tonen als geweerschoten af op de lyrische zanglijnen van de sopraan. Toch krijgt zij alle ruimte. Subtiel verweeft Torstensson hun partijen met elkaar, waarbij het ensemble motieven en aanzetten van de zangeres overneemt en varieert. Terugkerend element zijn de liggende tonen, de pizzicati en korte motieven die opflakkeren en weer uitdoven, al naar gelang de gemoedstoestand van Christina.
Afgemeten en toonloos dreunt zij de maten op van haar graf, woedend over de zoveelste opgraving van haar lijk. Terwijl ze zich in haar koninklijke mantel hult klinkt een stotterend motiefje in fagot en slagwerk, als een motor die haperend op gang komt. Zweepslagen en ratelende woodblocks introduceren haar zelfbewuste woorden: ‘Je suis née pour commander!’ Dalende lijnen ondersteunen haar verzuchting dat alle mannen verraders zijn. Zodra ze de naam van kardinaal Azzolino uitspreekt, klinken weer de zoete harmonieën van de proloog. Hij was haar al dan niet platonische geliefde.
Het afsluitende deel is een nieuwe zetting van ‘Le dolci parole’, aangevuld met Franse teksten uit haar correspondentie met Azzolino. Vurige tikken op – speciaal op toonhoogte gemaakte stokjes – symboliseren de versleutelde taal waarin zij communiceerden, als morsetekens. Verrassend is de epiloog, waarin Christina zwijgt en de musici ritmisch de tekst van haar grafschrift uitspreken. Afgesloten dus met dat eenzaam klingelende belletje.
De uitvoering van Sinfonietta Riga onder leiding van de Letse dirigent Normunds Šnē is vlekkeloos. Zij brengen de transparante partituur met zijn rijke kleurschakeringen en gevarieerde dynamiek genuanceerd over het voetlicht. Riedijk heeft weliswaar een mooie, volle sopraan, maar mist wat kracht in de lagere regionen. Bovendien is haar voordracht weinig theatraal zodat de wisselende emoties van Christina niet werkelijk invoelbaar worden. Jammer, want Torstensson schreef zijn stuk speciaal voor haar.
De avond werd geopend met muziek van tijdgenoten van Christina van Zweden, gezongen door Concensus Vocalis onder leiding van Klaas Stok. Zij sloegen zich adequaat door madrigalen van Claudio Monteverdi, Carlo Gesualdo en Constantijn Huygens. Maar waarom na hun optreden geen pauze werd ingelast is mij een raadsel. Nu was er niet alleen een (te) lang changement, maar ook een pijnlijke stijlbreuk met de muziek van Torstensson. Gelukkig deed zijn prachtige klankwereld ons de 17e-eeuwse snel vergeten.