De voorstelling begint bijna een kwartier te laat. De maker moet eerst zeven vrouwen selecteren uit haar wachtende publiek, en instrueren wat hen te doen staat. En als we eenmaal zitten in een vrijwel totaal verduisterde zaal, duurt het wederom een schijnbare eeuwigheid tot er iets gebeurt: zwakke lichtjes die knagen aan de duisternis, zachte oerwoudgeluiden. (meer…)
Al jaren programmeert het Holland Festival ook altijd iets in of met het Stedelijk Museum van Amsterdam. Gedenkwaardig was bijvoorbeeld Germaine Kruips Derwish installatie A possibility of an Abstraction, a square dance voor de Wall Drawing van Sol LeWitt, maar ook bijvoorbeeld Cindy Bernard, Liam Gillick, Rirkrit Tiravanija, Trajal Harrell en åyr kwamen voorbij. Dit jaar is de Amerikaanse choreograaf en beeldend kunstenaar Ralph Lemon uitgenodigd.
Het is een komisch gezicht wanneer voor de entree van het Stedelijk, hier en daar wat mensen drentelend en wachtend, twee portiers extra deuren openen en niet alleen de zes dansers naar buiten komen, maar ook medewerkers van het museum inderhaast een toneeldecortje en een dj-set naar buiten rollen. Na het wegvegen van wat peuken en ander miniscuul straatvuil, zet dj Kevin Beasly een uitstekende 10 minuten durende set in, terwijl de dansers een line dance variant op Soul Train doen.
De dansers gaan lekker los, de bewegingen die Lemon met hen gekozen heeft zijn prachtig en maken gedachten los aan het Amerika van de jaren ’70, toen de zwarte televisieverslaggever en nieuwslezer Don Cornelius zijn station in Chicago voorstelde om soul-concerten op televisie te doen. Het programma werd een inmens succes. Zwarte artiesten waren voor het eerst op televisie te zien en trokken bovendien zwart en wit publiek. Don Cornelius hield alle rechten in handen en werd zo een van de eerste zwarte televisieproducenten. Opvallend genoeg begint Beasly met een uitgebreie verwijzing naar Amy Winehouse en haar song Back to Black. Retro, niet zwart, niet Amerikaans, maar Joods uit het London van de jaren 2000.
Zo lichtvoetig, energiek en opzwepend als Chorus begint, zo gelaten en verweesd eindigt het. De dansers laten zich voorover hangen in hun heupen, als drenkeling, gewoon dronken, of vermoeidheid? Een voor een verlaten ze het geïmproviseerde podium tussen de inmense glazen wanden van het museum en het tijdelijke zwarte achtergrondje op wielen. Duidelijk is dat Lemon wil dat we kijken en niet dat we, zoals gebruikelijk bij Soul Train in de studio of voor de televisie, aangestoken worden om mee te dansen.
De inmense pijn, waarover Winehouse zingt, in combinatie met de intense vrolijkheid van het Soul Train dansidioom schuurt behoorlijk. Naar de dood van Winehouse schrijft Nitsuh Abebe in Vulture: ‘So the most “retro” thing about Back to Black turned out not to be its period styling or vintage detail, but that streak of woeful resignation borrowed from old jazz records.’
Voor mij is het moeilijk om in die tien minuten veel verder te komen dan de vaststelling dat de dansers vooral naar zichzelf toe dansen, in de spiegel van het grote glas en niet voor een publiek. Dat het een zwanezang lijkt, veroorzaakt door vermoeidheid, om steeds maar weer dat energieke beentje voor te moeten zetten, omdat de wereld zo tergend langzaam verandert.