De Parijse nachtclub Chez Bricktop vlakbij Place Pigalle was legendarisch; hier in Montmartre kwam tussen 1924 en 1961 de scene bijeen van Afro-Amerikaanse jazzmusici als Duke Ellington, componisten als Ravel, Satie en Debussy, de dichter Apollinaire. Hier werd voor het eerst, nu honderd jaar geleden, de Charleston gedanst, gewaagd en sensueel.

De inspirerende vrouw achter de club was de Afro-Amerikaanse Ada ‘Bricktop’ Smith (1894-1984), legendarisch jazzdanseres, zangeres en muze van onder meer Cole Porter. Nu is er muziektheater aan haar gewijd, Chez Bricktop, van sopraan Claron McFadden en pianist Claire Chevallier.

Onder de hoede van Muziektheater Transparant en de Belgisch-Italiaanse regisseur Luigi De Angelis brengen McFadden en Chevallier een theaterconcert, eerder dan echt muziektheater. De regie noemt het een ‘live radio-show’ die de sfeer van de Roaring Twenties terugbrengt. De uitvoering is een prachtig gespeelde en gezongen aaneenschakeling van Amerikaanse en Franse songs en composities, alle ontstaan uit de wisselwerking tussen Afro-Amerikaanse musici die het systematische racisme in Amerika ontvluchtten en in Parijs een veilig toevluchtsoord zochten. Dat bood de club, of beter: Ada Smith. Zij heette zo vanwege haar vlammend rode haar (van brick, rood baksteen), dankzij haar Iers-Amerikaanse grootvader. Smith’ vader was tot slaaf gemaakt; haar moeder werd in slavernij geboren.

De voorstelling begint spannend, uitdagend en actueel. De woorden ‘n*g*r’, ‘nègre’, ‘noire’ en ‘gekleurd’ verschijnen op het vertaalscherm boven het overigens lege podium met slechts Chevalliers vleugel. McFadden vraagt hardop aan Chevallier: kunnen deze woorden nog? Nee, beslist niet, niet hier, niet elders, niet in Amerika of Frankrijk. Black, zwart is de juiste aanduiding, of liever nog: Afro-Amerikaans. Maar Ada ‘Bricktop’ Smith zelf dan? Zij noemde zich vol trots een ‘Amerikaanse n*g*r’, ze had zelfs een uitgesproken hekel aan het woord black, dat paste niet bij haar roots. Waarop Chevallier verzucht, half Frans, half Engels, dat woorden ‘verontrustend’ kunnen zijn.

Tussen de nummers door vertellen beide artiesten hun levensverhaal, met de ‘culturele migratie’ van de jaren twintig van de vorige eeuw als uitgangspunt. McFadden verliet op 21 jarige leeftijd Amerika wegens racisme, en vond in Amsterdam een veilige plek, ook in muzikaal opzicht. Op haar kleur wilde ze niet langer beoordeeld worden. Ze ontwikkelde belangstelling voor de Franse muziek uit de tijd dat die door de jazzmusici werd beïnvloed.

Chevallier raakte op haar beurt, dankzij haar ontmoeting met McFadden tijdens een repetitie, geïntrigeerd door de jazz. De nachtclub Chez Bricktop vormt de schakel waar deze rijke culturele uitwisseling plaatsvond. De ideale setting voor een muzikale tijdreis.

Inmiddels is de vorm van afwisselend muziek en verhaal veelbeproefd en niet echt origineel. Toch is het interessant mee te gaan in de culturele ontdekkingsreis waarin Duke Ellington met ‘Sophisticated Lady’ opeens resoneert met ‘Hommage à Haydn’ van Debussy. Of te beleven dat ‘Ain’t misbehavin’ van Thomas Waller spannend veel lijkt op ‘Allons-y chochotte’ van Erik Satie, een briljant muzikaal en vooral verrukkelijk spel (uitbundig gezongen door McFadden) waarin de ragtime van Scott Joplin meeklinkt.

McFadden roemt deze ‘culturele migratie’ in Parijs, dat in die tijd het ‘Harlem van Europa’ werd genoemd. Zijzelf is eveneens een kind van die culturele migratie. Toch kwam zelfs in Nederland de schok: na de moord op George Floyd (2020) had zij het idee dat er steeds meer naar haar huidskleur werd gekeken. Het is verrassend opeens een Nederlandse compositie te beluisteren, ‘Ruined Gal’ van Theo Loevendie, op een gedicht van de zwarte Amerikaanse schrijver en dichter Langston Hughes, protegé van Ada Smith. Bovendien streefde Hughes naar emancipatie van de Afro-Amerikaanse identiteit.

Hoe bijzonder het ook is dat de Roaring Twenties en nachtclub Chez Bricktop na een eeuw tot ons komen, echt muziektheater wil het niet worden. De regie is tam, kalm en vlak; het idee dat we als publiek live bij een radio-show aanwezig zijn, werkt regisseur De Angelis niet uit. Er zitten veel lijnen in, veel voorzetten ook, maar de dramaturgie voorziet op geen enkele manier in een dramatische verhaallijn. Aan vormgeving is niets gedaan, afgezien van de belichting. Het is eerder een vertelconcert.

Even lijkt er een kantelmoment in de verhaallijn te komen als McFadden vertelt over de moord op Floyd, maar er komt geen verdere uitwerking. De roezige, wie weet ruige of opzwepende sfeer van een nachtclub waar Ada ‘Bricktop’ de gloednieuwe Charleston danste waarop Cole Porter uitriep ‘What legs! What legs!’ blijft achterwege.

Voor mij is een van de grootste verrassingen de compositie ‘Chansons madécasses’ van Maurice Ravel, in ons land zelden of nooit opgevoerd. Het is een aanklacht tegen slavernij, kolonialisme en uitbuiting, een schreeuw tegen de witte mannen (in dit geval de Fransen) die op Afrikaanse kusten de mensen tot slaaf maakten. Hier bereiken McFadden en Chevallier de kern van Chez Bricktop: Franse impressionistische muziek beïnvloed door de explosieve kracht van jazz. Het schrijnende wanhoopslied wordt opgevoerd, en daarna is het helaas meteen weer weg, op naar een nieuw nummer. Dat is jammer, zeker gezien het verregaande politieke statement dat Ravel brengt. Dit ‘jazzchanson’ vraagt om meer.

Foto: Ada Nieuwendijk