‘Checkpoint Charlie’ was een controlepost in de tijd van het verdeelde Berlijn op de grens van het Amerikaanse en Russische gebied. Tijdens de koude oorlog werd de post symbool voor zowel de scheiding als de vrijheid. De prikkeldraadversperring die de stad in tweeën deelde werd opgetrokken op een mooie zondagochtend in augustus en veroordeelde iedereen om aan zijn eigen kant te blijven. (meer…)
Dat Mami Izumi deze avond wegens blessure werd vervangen door Maïté Guérin, danseres, dansdocente en regie-assistent van het GOTRA Ballet, werd vooraf netjes vermeld. Een andere, zo bedoelde, castingkeuze kwam echter wel als een kleine verrassing: Joost Vrouenraets, artistiek leider van het GOTRA Ballet, castte zichzelf in zijn nieuwste werk Charlie goes in de enige mannelijke dansrol.
Dat choreografen zelf in hun eigen werk meedansen, komt wel vaker voor, maar in dit geval leidt het ernstig af – helaas ook niet om de goede redenen. Zo krijgt een scène in het begin, waarin Vrouenraets innig danst met zijn jongere tegenspeelster Eleni Arapaki, toch een beetje een onaangename bijsmaak. Zelfs al lijkt het een terloopse referentie naar de mythe van Pygmalion te zijn, waar een beeldhouder verliefd wordt op een van zijn creaties die plots tot leven komt (danseres Marika Meoli klooit tijdens het duet op de achtergrond met een kleifiguurtje), dan nog bekruipt je het gevoel dat er bij zo’n sensueel duet toch een meer tactvolle combinatie mogelijk moet zijn geweest dan die van werkgever-werknemer. Waarom niet gewoon een willekeurige andere mannelijke danser gecast? Het idee van een danser die overgeleverd is aan de grillen van de choreograaf is in elk geval niet vaak zo tastbaar geweest.
In het stuk zelf is overigens Guérin de ultieme puppet master, die de drie andere dansers op allerlei manieren manipuleert en aanstuurt, bijvoorbeeld door middel van gebaren, ademhaling en Japanse voice-over (naar we aannemen die van Mami Izumi). Pas naar het einde van de voorstellingen worden de rollen omgedraaid: Arapaki neemt de touwtjes over en wordt het nieuwe idool, die staand op een stapel boeken door de rest vereerd en nagevolgd wordt. Guérin eindigt bedolven onder boeken en met pijlen doorboord.
Haar dictatorschap is direct de enige duidelijke rode draad in een verder willekeurige aaneenschakeling van dansmomenten: hier een beetje manipulatie, daar een uitzinnige groepsdans; hier het gebruik van een decorstuk (vooral de drie professionele handbogen en een badkuip vallen op), daar een momentje voor een aantal sinistere familiekiekjes. De dans heeft zeker enige schwung, maar het gaat nooit echt ergens naartoe.
De ondoordachte aanwezigheid van Vrouenraets maakt alles net nog een graadje erger, zoals in de scène waar de drie dames, gevlijd om zijn nek, hijgen dat ze hun vader willen vermoorden en Vrouenraets antwoordt dat hij – à la Oedipus – zijn moeder graag wil n… nou ja, je weet wel. Het beeld waarin Vrouenraets bovenop een stokstijf stille Meoli ligt – kruis tegen kruis, mond op mond – is er al helemaal niet een die je graag mee naar huis wilt nemen. Is dit een choreografie over ‘eigen wil versus manipulatie’ of een natte droom?
Joost, Joost, Joost, what were you thinking?
Foto: Erwin Penners