‘Checkpoint Charlie’ was een controlepost in de tijd van het verdeelde Berlijn op de grens van het Amerikaanse en Russische gebied. Tijdens de koude oorlog werd de post symbool voor zowel de scheiding als de vrijheid. De prikkeldraadversperring die de stad in tweeën deelde werd opgetrokken op een mooie zondagochtend in augustus en veroordeelde iedereen om aan zijn eigen kant te blijven. (meer…)
Hij is beter dan Tommy Cooper, als we de voice-over moeten geloven. Met veel bravoure wordt de clown Charlie aangekondigd, die zich nog achter het gordijn van een bordkartonnen caravan verschuilt. Als dat gordijntje eenmaal opengaat, staart een treurig gezicht met zwart gegrimeerde wallen ons aan. Deze clown heeft er geen zin in.
Charlie – en de kunst van het falen zegt het al: deze voorstelling gaat over komieken die mislukken. En over clowns die in het echte leven helemaal niet zo vrolijk of gelukkig zijn als hun personages doen vermoeden. Charlie (Roland Haufe) heeft flink wat aanmoediging nodig om zijn show te beginnen. We zien hem in luguber bebloed ondergoed terwijl hij klunzig probeert om zijn kleding aan te trekken en de microfoon goed te zetten.
In binnensmonds Engels begint Charlie vervolgens met een stand-upact, bestaande uit razendsnelle mislukkingen. Er worden flauwe grapjes verteld, er is wat ongemakkelijke publieksparticipatie en een ballon wordt – tot grote schrik van mijn buren – iets te fanatiek opgeblazen. De komiek steekt de draak met pastors en koorknapen door zijn broek uit te trekken en suggestieve popsongs te zingen. Door het rommelige taalgebruik en de herhalingen van de act krijgen we een idee van de routine waar deze clown in is beland. Hij komt op, voert zijn kunstje uit, en doet de volgende dag waarschijnlijk hetzelfde. Maar echt geniaal, zoals een Charlie Chaplin of Buster Keaton, wordt het nooit.
Als Charlie een klassieke slapstick-act met een plank lijkt te beginnen, horen we de voice-over (Marius Mensink) vertellen over de goedkope Colombiaanse drugs die hij achter de schermen naar binnen werkt. De plank wordt even ingezet om muzikant Ray Vaessen bijna mee te raken, maar is net zo goed het kruis dat Charlie moet dragen in zijn dagelijkse leven.
En moet er nog iets gebeuren met de bananen die we bij aanvang op onze stoelen treffen? Het gaat om de bananenschil-act die, zo leren we van de voice-over, het leven heeft gekost van de vaudeville-ster die het populair maakte. Onder druk van Mensinks stem probeert Charlie over de bananenschillen die op het podium gegooid zijn te glijden. Maar tevergeefs. Regisseur Isil Vos zet hier een entertainer in de spotlights die we normaliter niet zien: niet het wonderkind, maar de tweederangs komiek die met zijn eigen middelmatigheid moet omgaan.
In het tonen van middelmatigheid zit een valkuil. De acts die Charlie opvoert zijn met opzet flauw. Die intentie is duidelijk, maar de concrete acts worden er niet interessanter door. De exacte timing en logica van fysieke komedie ontbreken in deze voorstelling, waardoor de routines na verloop van tijd wat inwisselbaar worden. In de basis hebben alle grappen dezelfde functie: de humor schuilt in het falen van de artiest die de grap probeert te maken, en niet zozeer in de grap zelf.
Al met al is de thematiek van Charlie wat spannender dan de uitvoering. De troef hier is Roland Haufe, die als teleurgestelde, aangeschoten clown altijd iets gevaarlijks en ongrijpbaars blijft houden. Achter de Tommy Cooper schuilt een Heath Ledger. Zo geeft Haufe deze voorstelling over mislukte komedianten een extra donker randje.
Foto: Anne Harbers