In Anders is een hele normale Zweedse voornaam ontginnen drie ontdekkingsreizigers, met grote backpacks onder hun besneeuwde poncho’s, een onbekend terrein: een oud en rommelig huis, waar niets is wat je denkt dat het is. (meer…)
De cello melancholiek en kwetsbaar? Waarbij de bespeler stil moet zitten met het instrument tussen de benen? Welnee! In Cellokrijgers van Oorkaan en Cello Octet Amsterdam wordt nog net niet gegooid met cello’s, maar veel scheelt het niet. In drie sprankelende choreografieën wordt de cello gebruikt als wapen en als schild, niet alleen zittend, maar vooral ook liggend en lopend én in de ruimte op hoog niveau bespeeld.
In het eerste deel splitst Jochem Stavenuiter op ‘Musica Ricercata’ van György Ligeti de acht cellisten in twee groepen. De leiders mogen daarbij zelf hun team samenstellen, wat tot het uit de gymzaal al te herkenbare ‘Kies mij! Kies mij!’ leidt, hier begeleid door woest gezwaai met strijkstokken en celloklanken om de aandacht te trekken. Uiteraard blijft ook hier één cellist als laatste over. Maar tijd om daarover bij de pakken neer te zitten is er niet, want meteen begint een verbeten gevecht, waarbij na een kwartier iedereen is uitgeput en de witte vlag in de strijkstok wordt gehesen.
In het tweede deel, op de ‘Roemeense Dansen’ van Béla Bartók, is het publiek de vijand. Angstig betreden de cellisten het podium en verbergen zich achter hun cellokisten. Een van hen wordt op het krukje dichtbij het publiek neergezet. Bibberend begint ze spelen. Een voor een vallen haar collega’s haar bij, en na het eerste applaus groeit het zelfvertrouwen en ontstaat al snel een feestelijke stemming. Fraai toont choreograaf Josephine van Rheenen daarbij hoe je de angst voor de ander samen kunt overwinnen, kunt leren op elkaar te vertrouwen. Spelers laten niet alleen hun instrument maar ook zichzelf achterover vallen, in de zekerheid dat iemand je vangt.
Het slotdeel combineert de strijd uit het eerste en de angst voor het onbekende uit het tweede. Op de minimale muziek die Philip Glass voor de gerestaureerde stomme film Dracula componeerde, plaatst Pim Veulings een cellist in astronautenpak die in een razendsnel gecreëerd totaal wit maanlandschap moet zien te overleven. Zowel cello als strijkstok lijken er vandoor te gaan, maar worden ternauwernood in veiligheid gesteld. Het resulteert in het sterkste moment van de voorstelling: een eenzame cello spelende astronaut, op enige afstand omringd door de zeven andere.
Met een flinke knipoog naar de ‘serieuze’ klassieke concerten worden de losse delen van dit drieluik con variazioni aan elkaar gepraat. Door een al te uitleggerige cellist, door een cellist die nadat hij heeft verteld uit Spanje te komen maar door blijft praten in het Spaans, door een vermakelijk rondo waarbij elke speler een enkel woord uit een zin zegt in de microfoon die opzettelijk veel te laag staat opgesteld. Zo illustreren Oorkaan en het Cello Octet Amsterdam hoe belachelijk de opvatting is dat je door de knieën moet om kinderen met klassieke muziek te boeien. Het is eerder andersom: waar kinderen voor nieuwe klanken open staan, opent Cellokrijgers juist ook bij volwassenen de oren voor de door hen ten onrechte als moeilijk (Ligeti) of saai (Glass) geachte moderne klanken.
Foto: Sjoerd Derine
Vond het schitterend!
Hoe krijg je een zaal met 6 en 7-jarigen doodstil? Met deze prachtige voorstelling,die hoop biedt voor een muzikale volgende generatie.