Het is al weer een tijdje geleden dat ik boze toeschouwers, boe-roepend, het theater heb zien verlaten. Gisterenavond, in het Groningse Grand Theatre, gebeurde dat weer eens. De aanleiding was niet de kwaliteit van de voorstelling (althans, daar ga ik vanuit) maar de inhoud van een speech die wordt afgestoken aan het eind van Catarina and the Beauty of Killing Fascists van de Portugese theatermaker Tiago Rodrigues.

Die speech wordt gehouden door een rechts-extremistische politicus (een fascist, zo u wilt) die de hele voorstelling zwijgend aanwezig is geweest. Hij was ontvoerd door een familie die er een nogal bizarre traditie op nahoudt: een keer per jaar komt de familie samen in hun landhuis om er een fascist te doden. Als een van hen 26 jaar wordt moet hij of zij eraan geloven en voor de eerste keer de executie uitvoeren.

Die traditie begon op 19 mei 1954 toen (de werkelijk bestaande) Catarina Eufémia tijdens een staking werd doodgeschoten door een luitenant. Schrijver en regisseur Tiago Rodrigues laat in zijn stuk vervolgens de luitenant doden door zijn eigen vrouw. Daarmee neemt de traditie van het doden van een fascist een aanvang. Tijdens de jaarlijkse familiebijeenkomst spreken de leden elkaar als een soort eerbetoon allemaal aan met ‘Catarina’. Opdat zij niet vergeten.

Razendknap aan de voorstelling is dat het toch tamelijk onwaarschijnlijke uitgangspunt volstrekt geloofwaardig wordt gepresenteerd. Met de nodige verwijzingen naar Tsjechov (de familie in een landhuis) en vooral Brecht (een van de Catarina’s strooit kwistig met zijn aforismen) wordt diepgrondig onderzocht wat de rol is van geweld. Valt geweld te rechtvaardigen? Kan geweld ooit leiden tot een betere samenleving? Zo ja, zijn er bepaalde voorwaarden waaraan moet worden voldaan?

Die discussie, die feitelijk de hele voorstelling voortduurt, wordt aangezwengeld door de jongste Catarina die, bevangen door twijfel, haar eerste executie niet wil uitvoeren en daarmee de hele familie tegenover zich weet. Als geweld niet de oplossing is, hoe zorgen we er dan voor dat het oprukkend rechts-extremisme een halt wordt toegeroepen?

In de beste Brecht-traditie geeft Rodrigues ons geen antwoord op die vragen. Voor didactiek zijn we bij hem aan het verkeerde adres. Dit dialectische theater dwingt ons zelf na te denken.

Dat hij zijn voorstelling eindigt met een ellenlange redevoering van de fascist die de dans is ontsprongen, is gedurfd. Maar daarmee zet hij tegelijkertijd de thematiek extra op scherp. Het is een angstaanjagend verhaal vol extreemrechtse clichés. Dat toeschouwers daarvoor weglopen valt te billijken. Maar laat wel die ene vraag onverlet: wat te doen om dit te voorkomen?

Foto’s: Jospeh Banderet