Twee oudere heren schuifelen de pauze in, terwijl de ene mompelt: ‘Wat zijn vrouwen toch gevaarlijk.’ Dat geldt zeker voor Carmen in Bizets opera, maar daar moet wel meteen aan worden toegevoegd: Wat kunnen mannen toch ongelofelijke sukkels zijn. Hoe vaak Carmen brigadier Don José ook toezingt dat ze niet meer van hem houdt, hij accepteert het niet en blijft maar proberen haar naar zijn kant te krijgen. En als dat dan natuurlijk niet lukt, dan moet Carmen maar dood.

Dat Carmen het liefdesdrama van Georges Bizet niet overleeft, dat weten we al vanaf de eerste seconde, als zij in een plas bloed ligt. Zij wordt weggesleept, het bloed wordt ‘opgedweild’ en het spel is op de wagen. Wat volgt is in feite een lange flash back, waarin we het opwindende leven volgen van Carmen, de flirtende Andalusische arbeider van de tabaksfabriek (er wordt drie uur lang stevig gerookt) uit de negentiende eeuw. Maar in de geactualiseerde versie van Carmen, die begin mei in het Schauspielhaus Zürich in première ging, krijgt Carmen ook een tweede identiteit: zij verschuift naar de links rebelse danseres La Paloma Roja, de Rode Duif die tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) tegen de fascistische troepen van Franco streed, maar uiteindelijk in een massagraf terecht is gekomen. Meriem, een jonge Franse wetenschapper (mooi boos, gefrustreerd gespeeld door Perle Palombe) is in het huidige Spanje op zoek naar de overblijfselen van dat massagraf, maar ondervindt tegenstand van de rechtse krachten die de financiering van haar onderzoek blokkeren. De Française zoekt naar historische vrijheid zoals Carmen naar levensvrijheid zocht. In het spoor van een smokkelbende komt Meriem uiteindelijk op de fatale plek, maar gelukkig wordt zij er niet van. In haar tamelijk pathetische slotmonoloog wordt de vitaliteit van de voorstelling wel behoorlijk gedimd.

In deze verder verwarrend aantrekkelijke productie van de Amerikaanse regisseur, filmmaker en performance kunstenaar Wu Tsang en haar gezelschap Moved by the Motion, waarin Engels, Frans, Duits en Spaans (en het Nederlands op twee muurschermen) tot één theatertaal zijn geboetseerd, fladdert alles door elkaar. In de fabriek waar Carmen de sigaren rolde is nu het archeologische onderzoekscentrum gevestigd van de Universiteit van Sevilla. Deze switch komt ietwat geforceerd over. Carmen gaat mee in de transformatie. Zij is niet alleen een figuur uit verschillende Spaanse perioden geworden, maar is ook als een godin opgesplitst in drie personages van verschillende gender: we zien de Duits-Iraanse Benjamin Radjaipour, die de erotische kracht van Carmen uitstraalt, de Amerikaanse non-binaire danser Tosh Basco, die als een met bloed besmeurde zombie over het podium dwaalt en in feite iedereen constant herinnert aan het dodelijke einde van deze tijdreis en de formidabele Franse mezzosopraan Katia Ledoux, die de jaloerse brigadier, de stierenvechter Escamillo én Carré met haar stem verleidt. Carmen is de gevaarlijke heilige drie-eenheid zelfdestructie, manipulatie en aantrekkingskracht.

De zaal was voor deze opmerkelijke voorstelling niet geheel uitverkocht, zelfs niet met het verdwijnen van de stalles-stoelen, die plaats moesten maken voor een enorm piste-speelvlak. De solo’s van Ledoux zijn geweldig. Het duet met de Duitse Steven Sowah als de stoere, uitdagende en vooral ijdele toreador Escamillo is wankel, want Sowah is een betere acteur dan zanger. De duetten met/tegenover de naïeve, of zeg maar sukkelige Don José waren op zijn minst ongemakkelijk, want de zieke Ryan Capozzo was wel in staat om te spelen, maar niet om te zingen, en daarom playbackte hij de zang van tenor Peter Gijsbertsen, die op de achtergrond stond.

De hoofdlijn van de originele versie van Bizet blijft in tact, net als de belangrijkste stukken uit de opera uit 1875. Natuurlijk horen we Habanera, Seguisilla en L’air de Toréador, die niet alleen in de opera Top 100 staan, maar inmiddels ook wel thuis horen in de popmuziek Top 2000. Het orkest, met een duivels goede percussionist, kan dan lekker uitpakken. De Bizet partituur is aangevuld met moderne klanken van Andrew Yee en Asma Maroof, die meer ruimte bieden voor de verhalende tekst.

Als de drie Carmens aan het slot gelijktijdig neerzijgen na de dodelijke messteek van Don José, lijkt de gefrustreerde mannelijkheid te hebben overwonnen, maar deze vermoorde Carmen drie-eenheid is vooral een monument voor alle gemarginaliseerden in onze samenleving en is daarmee sterker dan iedereen die zich ten onrechte superieur waant. Het is te hopen dat deze megaproductie in de toekomst nog een keer te zien zal zijn met een fitte Capozzo.

Foto’s: Inés Manai