Stel dat je zonder veel voorbereiding gaat kijken naar CARAVANA van Amparo Gónzalez Sola en Juan Onofri Barbato, in de voormalige gevangenis op het Utrechtse Wolvenplein, tijdens SPRING. Dan ga je zitten op een van de vier tribunes die rondom de vierkante zwarte vloer zijn opgesteld en zie je een man met een baard die hupsend over en weer springt, het vierkant van witverlichte tl-buizen in en weer uit, langzaam voortbewegend langs alle vier de zijden. En een vrouw die een tl-buis in aluminiumfolie wikkelt. Je hoort muziek, elektronisch, ritmisch, zonder melodie.

Je kijkt de tribunes eens rond, richt je weer op de dansvloer en ziet hoe de vrouw zich bij de man voegt. Vervolgens kun je veertig minuten lang geboeid kijken naar alle capriolen die deze twee binnen hun witte vierkant uitvoeren.

Hun lichamen zijn gespannen, ze kijken elkaar niet aan. Op alle mogelijke manieren zoeken ze evenwicht in de constructie van twee lichamen, zonder daarbij ooit twee voeten plat op de vloer te zetten. Soms zoeken ze elkaar teder op, dan weer gebruiken ze een arm of een been van de ander om zichzelf botweg overeind te houden. Soms lijkt het sensueel. Soms op een eindstrijd. Je vraagt je af wat eigenlijk het verschil is voor een lichaam tussen intimiteit en vechten. Het is mooi om ze overvloedig te zien zweten.

Tot zover niets aan de hand. De soundscape is luid en ruig, met iets engs ertussen, en het fijne is dat die ook uit de gang lijkt te komen, of uit een onbekende kamer naast de zaal. Maar misschien heb je vroeger weleens een vriendje gehad dat altijd met je wilde spelen, en je deed het ook wel, maar dat kind wilde altijd uiteindelijk iets doen waarvan jij dacht, vind ik dit wel leuk? Als je pech had, moest je naar zijn blote pielemuis kijken terwijl hij door de heg van het kerkhof stond te piesen. Je liep met hem mee naar de voordeur van de buren met een taartdoos vol hondenpoep. Een draaikolk in je buik. Wie doet nou zoiets? Nou, jij dus.

Tegen de tijd dat CARAVANA een uur op streek is, bekruipt me dit gevoel: zij vinden dit spannend, maar ik wil naar huis. Gónzalez Sola en Rakhal Herrero steken tl-buizen in hun mond en klimmen op de speakers, ze lijken bezeten van het gedreun dat die voortbrengen. Hij bouwt een fikkie van tl-buizen. Zij roept, zingt in de speaker, ik kan me voorstellen hoe dat zoemt in de holtes achter haar gezicht. Maar ik voel het niet. En ik had me nog wel ingelezen.

Over het begrip ‘tensegrity’, een bouwkundige term waar de makers mee hebben gewerkt voor CARAVANA: De term is een samentrekking van ‘tension’ en ‘structural integrity’. Wanneer het evenwicht tussen horizontale en verticale trekkracht slim wordt toegepast, kun je constructies bouwen die onmogelijk uit zichzelf lijken te kunnen staan. Google maar eens op Kenneth Snelson; zijn Needle Tower is een goed voorbeeld.

In dansvoorstellingen of bewegingsinstallaties moet daar een soort fysiek equivalent van zijn tussen de lichamen op de vloer. Het lichaamswerk moet spannend zijn om naar te kijken, maar de structuur van het geheel moet ook bij elkaar gehouden worden – de relaties tussen die lichamen, eventueel de spanning van een narratief of een opeenvolging van sequenties. Je kunt daarmee spelen als maker.

Ik denk dat tensegrity ook tussen de performers en het publiek bestaat. Want de spanning in de zaal, die houden performer en kijker samen op. Omdat de kijker meewerkt door te geloven in het lichaam daar, eventueel in het verhaal. Alsof de aandacht van het publiek ook een kabel is die de verticale en horizontale spanning gelijktrekt, zodat de boel niet instort. Tegenover me zit een koppel dat liever de spanning van het vrijen op een openbare plek opzoekt dan nog langer te volgen wat er in CARAVANA gebeurt. Dat ik daar meer aandacht voor heb dan voor de voorstelling: dat wil zeggen dat de performers me echt kwijt zijn.

Foto: Sebastiaan Arpesella