In ‘Platonov’ van Theater Utrecht overtuigt de groep jonge acteurs in een lappendeken van dialogen, waarin de scheidslijn tussen diepe discussie en slap gelul soms fascinerend dun blijkt ****
‘Vrijheid gaat altijd ten koste van een ander’, betoogt de jonge Romeinse keizer Caligula. En: ‘De mensen sterven en zijn niet gelukkig.’ Dit zijn slechts twee van de talloze oneliners waarmee deze tirannieke jongeman, Caligula is pas 25 als hij tot keizer wordt gekroond, zijn gruweldaden rechtvaardigt. De historische Caligula leefde tussen 12 en 41. Regisseur Thibaud Delpeut bij Theater Utrecht kiest de dynamisch, beweeglijk acterende Vincent van der Valk tot even fascinerend als ondoorgrondelijk titelpersonage van de voorstelling Caligula, een toneelstuk uit 1941 van de Franse schrijver Albert Camus.
In 2014 maakte Delpeut Caligula voor de kleine zaal bij De Utrechtse Spelen, nu staat de voorstelling in de grote zaal en heet zijn gezelschap Theater Utrecht. Er zijn twee nieuwe spelers: Sylvia Poorta vertolkt Caligula’s minnares Caesonia, dat was Wendell Jaspers. En Scipio, de dichterlijke tegenspeler van Caligula, wordt vertolkt door de in Soedan geboren Abdulaal Hussein; dat was eerder Ward Kerremans. Hiermee zijn twee andere accenten gelegd. Tussen Poorta en de jongere Jaspers ligt bijna een hele generatie, waardoor deze Caesonia meer een moederfiguur wordt dan een geliefde. Hussein kwam pas in 2016 in Nederland aan. Zijn migratie-achtergrond neemt hij mee in de voorstelling, zowel in taal als speelstijl. Bijna teder en poëtisch.Vertaler, en zelf dichter Leonard Nolens deed schitterend werk.
De speelvloer is, net als destijds, een kale lege ruimte als van een spreekkamer van een psychiater. ‘Sectie op de ziel’ luidt de ondertitel. Tegen de achtergrond hangt een reusachtig videoscherm dat een beslissende rol speel. In de openingsscène spreekt Van der Valk zichzelf toe, kijkend in de camera zodat we zijn gezicht levensgroot zien. Hij noemt zichzelf een ‘monster’ en ontkent dat tegelijkertijd. Zijn dierbare zuster Drusilla is gestorven, en Caligula is ontroostbaar. Hij verandert op slag van een milde keizer tot een despoot met sadistische trekjes die zichzelf wil bevrijden door zijn onderdanen te doden. Zo staat hij in de geschiedenis te boek: als het symbool van horror en moordzucht. Hij wil het onmogelijke, en dat is zijn zuster terug, die is als de maan. Om haar dood te wreken besluit hij op een dag het kapitaal van alle onderdanen op te eisen voor de schatkist en hen in willekeurige volgorde te vermoorden. Hierin schuilt voor Caligula de schoonheid van logica, hoe irrationeel zijn besluit ook is.
Van der Valk speelt briljant met het contrast tussen logica en irrationaliteit, maar ook met emotie en verstand. In zijn vertwijfeling lijkt hij op een Hamlet maar in zijn blinde bloeddorst is hij een Macbeth. Hij danst rond, wervelt over de speelvloer, redeneert zo onweerlegbaar dat zelfs de meest absurde opvattingen tóch redelijk overkomen. Dat maakt Delpeuts visie zo grimmig en ook ontroerend. Als toeschouwer ga je mee, of je wilt of niet. Hier geldt moord als troost, en met zoveel woorden zegt Caligula dat ook: ‘Het is zo eenzaam als ik niet moord.’ Wanneer Caligula zijn tegenstander Helicon (mooie rol van Bram Gerrits) doodt en zelfs, in een van de laatste aangrijpende scènes, zijn geliefde Caesonia, dan verschijnen hun van pijn vertrokken gezicht in negatiefbeeld op het videoscherm.
Een ijzersterke rol is weggelegd voor Martijn Nieuwerf als de Realpolitiker Cherea. In een van de sterkste scènes confronteert Caligula zijn vriend met de vraag of ze een goed gesprek kunnen aangaan.In deze ondervraging plaatst Caligula vier camera’s op het gezicht van Cherea, zodat elke beweging wordt geregistreerd. ‘Waarom haat je me?’ vraagt Caligula. En: ‘Waarom wil je me dood hebben?’ Het antwoord luidt: ‘Ik haat je niet. Ik vind je schadelijk’. Deze Caligula is een ongeleid projectiel, onberekenbaar en onvatbaar, en juist dat maakt normale mensen als Cherea, keurig in donkerblauw pak gestoken, zo bang; zij zoeken zekerheid. Daarom moet Caligula uit de weg worden geruimd.
Deze Caligula is een grootse voorstelling waarin beeldende kunst, muziek en theater zelf en grote rol spelen. Fraai is de scène waarin Caligula in een klein, geheimzinnig en draagbaar theatertje de gordijnen openschuift en het naakte geslacht van Venus laat zien. Klanken van Wagner uit Tristan und Isolde klinken op. Aan het slot ‘speelt’ een orkest de stiltecompositie 4’33” van John Cage. Op het videoscherm verschijnen de iconen in beeldende kunst van deze tijd, van Mondriaan tot Damien Hirst, van Van Gogh tot Het zwarte vierkant van Malevitsj. Als bezeten staart Caligula ernaar, alsof hij voor de ziekte in zijn hoofd verlossing zoekt. Maar hij raakt verpletterd. De stilte kan hem niet redden. Tot slot vindt hij de dood, het complot van Cherea is geslaagd. Dit is een indrukwekkend slot van een voorstelling waarin Camus’ protagonist revolteert tegen de zinloosheid van het bestaan.
Foto: Roel van Berckelaer
Caligula komt uit het stuk naar voren als een neurotische pyschopaat. Echt psychotisch lijkt hij niet. Zoals zoveel van dit soort patiënten heeft hij allerlei incoherente, pseudo-diepzinnige, maar in wezen absurde theorieën. Die zijn inhoudelijk echter eigenlijk nauwelijks interessant. Waar het mijns inziens om draait is dat alle personages in Caligula’s entourage (hoe verschillend of sympathiek ook) zich tenslotte uit eigenbelang allemaal laten zien als hypocriete hielenlikkers. Een universeel en tijdloos verschijnsel. Helaas. – Wie onder het publiek denkt zeker te weten dat zij/hij anders is? Een typische Camus-plot!
Terwijl ik het onderliggende werk van Camus niet ken en me daardoor enigszins gehinderd voel in mijn reactie op het theaterstuk over Caligula meen ik toch enkele opmerkingen te moeten maken. Om te beginnen is het me volstrekt duister gebleven waarom de teksten van Scipio in een onbegrijpelijke taal geuit worden die in de vertaling wordt geprojecteerd boven het toneel? Het leidde mij erg af. Dit verergerde een volgende ergernis. De als een spervuur gelanceerde wijsheden van Caligula die naar inhoud niet te volgen waren, anders dan een enkele oneliner hier en daar. Tsja zou je kunnen zeggen, dat onderstreept zijn gekte en neem niet de moeite om te trachten zijn gedachtegangen echt te volgen? Zo zit ik echter niet in het theater, zo afstandelijk. En dan al die multimedia moderniteit. Hoezo? Een beknopte kunstgeschiedenis als projectie, is dat van meerwaarde? De harde geluidseffecten in het begin van het stuk, is dat nodig? Of allemaal teveel effectbejag? Het leidde mij erg af. Het spel van Cherea en van de minnares boeide me wel en droeg bij aan eigen beeldvorming en beleving van het verhaal. Ontevreden en vermoeid ervoer ik het slot. Jammer. Dit had beter gekund.