Twee tweelingzussen, de een gelauwerd flamencodanseres, de ander succesvol celliste en zangeres, bundelen hun krachten met als thema ‘antipoden’. Nadat ze jarenlang hun eigen weg zijn gegaan vinden ze elkaar in Antípodas weer in muziek, poëzie en dans. (meer…)
Soms moet je even uit je vertrouwde omgeving stappen om met een verse blik naar je uitgangspunten en vooronderstellingen te kunnen kijken. Flamencovernieuwer Rocío Molina (Málaga, 1984) ontwikkelde haar nieuwe voorstelling Caída del cielo in Parijs en zet de traditie op scherp. Met een breekijzer, maar ook met respect.
De ontregeling begint al voordat er iemand te zien is. Op het podium staan een drumstel en twee elektrische gitaren. Pardon? Wij zijn toch bij een flamencovoorstelling? Die trotse Spaanse dansvorm van roffelende hakken en sierlijke armen, begeleid door smartelijke zang, klappende handen en de Spaanse akoestische gitaar? We weten nog hoeveel problemen Bob Dylan over zich afriep toen hij de onversterkte folkgitaar inruilde voor de elektrische variant.
De instrumenten staan er niet voor niks: de vier mannen van Molina beginnen met rockende punk. Als de kleine diva verschijnt – in stilte, in een cirkel van licht en in een traditionele witte jurk met sleep – deconstrueert ze de flamenco in langzame armbewegingen, als een geconcentreerde heroverweging van haar discipline. Als ze de jurk laat vallen en laat zien dat dit het lichaam is waarmee ze (en u) het moet doen, staat ze voor de zaal als De geboorte van Venus.
De glorie van het vrouw zijn en de traditie van de flamenco zijn de thema’s van Caída del cielo (Val uit de hemel). Het gaat dan om vrouwelijkheid in al haar aardsheid. Vrouwen zijn geen angelieke, etherische wezens, maar barende zoogdieren op blote voeten die op hun tocht door de wereld ook smerig worden. Dat gebeurt in de voorstelling ook. Molina rijst op uit een kist en hult zich in een modderige rok die ze achter zich aansleept en uiteindelijk achterlaat als een nageboorte. Ze wordt liefdevol schoongemaakt door een van de mannen.
Voor Manuel Liñán, eerder in de Flamenco Biënnale, was de bata de cola een symbool van verlangen naar de privileges en de mogelijkheden van het andere geslacht. Molina gebruikt de traditionele jurk als vormgevingselement dat ze op alle manieren kan manipuleren.
De aardse vrouw is intussen ook heel goed in staat om niet alleen kinderen, maar ook schoonheid voort te brengen. Daarvoor is flamenco nog steeds Molina’s middel, hoezeer ze daar ook elementen van moderne dans in verwerkt. Haar techniek, haar explosiviteit en ritmische precisie zijn fenomenaal, maar ze gaat verder. Haar bewegingen zijn altijd betekenisvol. Ze zet de traditionele vorm naar haar hand en zet die in voor haar individuele expressie. Ze ontheiligt en ironiseert de flamenco net zoals ze de vrouw van haar voetstuk haalt, zonder een van beide geweld aan te doen. Integendeel: ze laat juist de vitaliteit zien. En daarboven schijnt de volle maan, die García Lorca een brood voor de armen en een krukje van wit satijn voor de rijken noemde.
Sommige delen van de voorstelling duren wat lang, soms zijn de scènes juist wat kort, maar het is steeds intrigerend om Rocío Molina aan het werk te zien. Ze conserveert de flamenco niet als museumkunst, maar brengt die als kunst die met twee voeten stevig op aarde staat. En geen zorg, de akoestische gitaar komt ook volop aan bod. Zaterdag nog in Amsterdam, daarna in de rest van de wereld.
Foto: DJ FRAT