Aitana Cordero en Carole van Ditzhuyzen bouwen in Building met een enorm sympathieke spelersgroep van twaalf jongeren een optimistische en levenslustige utopie.   

Het lijkt een contra-intuïtieve combinatie, die tussen performancekunstenaar Aitana Cordero en theatermaker Carole van Ditzhuyzen. Cordero staat bekend om haar ontregelende, woordeloze performances, waarin ze vaak de grenzen tussen seksualiteit en intimiteit aftast. Van Ditzhuyzen maakt bij het collectief Tijdelijke Samenscholing echter vooral tekstgericht werk dat overwegend filosofisch en verhalend van aard is.

Lang leve het contrast: in Building pakt de samenwerking geweldig uit. De openingsscène sluit aan bij het oeuvre van Cordero. De twaalf jonge spelers (negen vrouwen en drie mannen tussen de 18 en 22) springen op een stevige beat door de ruimte als dynamisch ontvangstcomité voor het publiek. Vanaf het begin wordt er met ruimtelijke dimensies gespeeld: de deuren naar de coulissen worden opengezet en ook daar zien we af en toe een speler langs hupsen, en in een daaropvolgende scène ontstaat er een symfonie van tafels die in geometrische precisie over de speelvloer worden gesleept.

De voorstelling draait om hoe ruimte en materiaal zich verhoudt tot intimiteit en identiteit. Gezamenlijk bouwen de spelers met allerhande voorwerpen een telkens veranderende constructie, terwijl ze op verschillende manieren een grote verbondenheid en collectiviteit uitstralen. De liefdevolle generositeit van de spelers onderling omarmt bij uitbreiding ook het publiek: je kan niet anders dan meevaren op de hoopvolle, bijna utopische sfeer die er zo wordt gecreëerd.

In korte dialogen, bestaande uit vragen naar elkaars verlangens, angsten en geheimen, wordt de sfeer van inclusiviteit en acceptatie nog versterkt. Veel van de vragen en antwoorden bieden ruimte aan queerness en stralen een sterke sex-positive attitude uit. Als dezelfde vragen later in de voorstelling worden herhaald zijn de antwoorden subtiel anders, waarmee de veranderlijkheid van denkbeelden en de daarmee samenhangende identiteit prachtig wordt getoond.

Slechts heel af en toe slaat de inspirerende levenslust van de spelers om in zeemzoete navelstaarderij. Vooral een scène waarin de spelers zich in hun eigen bouwwerk opsluiten en popliedjes aan elkaar opdragen was voor mij net iets tè ongefilterd adolescentensentiment. De vaart die Building hier verliest gaat ten koste van de vitaliteit van de rest van de voorstelling.

De slotscène maakt dit echter weer goed: in een herhaling van de openingsscène, maar nu in verschillende gradaties van naaktheid, stuiteren de spelers de voorstelling uit. De keuze om de jonge lichamen onbeschaamd in hun naakte kwetsbaarheid te tonen biedt nog wel de meeste ontroering van de hele voorstelling. Het is genoeg om zeer hoopvol de zaal uit te lopen: als fragiliteit zo als kracht kan worden ingezet komt het misschien toch nog goed met de wereld.

Foto: Kamerich en Budwilowitz