De elegantie van de robotarmen is indrukwekkend. Op het grote podium van de Utrechtse Schouwburg komen ze goed tot hun recht. Meer dan levensgroot – wanneer je de menselijke maat tot uitgangspunt neemt – wenken en zwaaien ze als giraffen en olifanten in een dierentuin, patronen lopend. In plaats van hooi en appels worden er lege dozen verwerkt, plastic bakken. Dat kan op een podium, waar het licht onheilspellend is en een diepe drone de rest doet. Dit is hedendaagse, geautomatiseerde productie en distributie. Welcome to the global economy.
Het duurt even voordat ik mij realiseer dat de zangers voor op het podium Nederlands zingen. Ik lees in het boekje bij Broeders verheft u ter vrijheid, de nieuwe theaterinstallatie annex expo van Dries Verhoeven, dat het een socialistisch strijdlied is, uit het Russisch vertaald in 1938. ‘Broeders, verheft u ter vrijheid! Broeders, omhoog naar het licht! […] Legt in elkaar uw handen Broeders, en valt met een lach. Eindigt der slavernij schande! Heilig de laatste slag!’.
De mensen op het podium hebben een vreemde tongval. Ze zijn Bulgaren. Ze zingen iedere dag acht uur lang dat ene, prachtig gearrangeerde lied. Het doet mij in het begin aan ‘Stille Nacht, Heilige Nacht’ denken, qua toonzetting. Het heeft iets lichts, ondanks de dreunende ondergrond. Het tempo is mooi traag, nooit zeurend. Het arrangement doet de individuele stemmen recht. De robotarmen worden gigantische dansers, die de toekomst brengen, al is die minder rooskleurig dan het socialisme wilde.
Ik zit een uur te kijken, in een bijna lege zaal. Het koor van Bulgaren zit ook, in een glazen wachtruimte, of een kas, iets dat met hekken en een corridor verbonden is met de virtuele ruimte off-stage. Op zeker moment beept het theaterapparaat vervaarlijk en nemen de zangers een slok water. Een moment later, ik denk iedere 25 minuten, verlaten ze zelfs de wachtruimte, kan er geplast worden, of gerookt allicht.
Antonia Toschka, Blachovest Ilchevski, Boryana Dzhivdzhanova, Irina Angelova, Kalin Kupenov, Miroslav Mirov, Petyo Gyudyulev, Rilka Charovna, Valentin Atanasov Stankov en Valentina Panova vormen een wonderlijk koor. Zo helder als hun stemmen klinken, zo ingeblikt is hun fysieke situatie. Is dit een vrieshuis, een Amazon-bunker, een hangar op Schiphol? Zijn ze reeds overtollig verklaard, of stellen ze de laatste handjes aan boord van een vistanker voor? Waarom zingen zij dat oude lied?
Het absurde van de situatie werkt soms op de lachspieren, maar meestal doet het vervreemdend en droevig aan. Zij achter glas, wij pottenkijkers. Ze worden niet slecht betaald, begrijp ik twee dagen later bij de bijhorende expositie in West Den Haag. In de voormalige Amerikaanse ambassade – een prachtig gebouw van de Hongaarse Amerikaan Marcel Breuer uit 1959 (twee jaar na de Rotterdamse Bijenkorf) – zie ik een film en een 3 channel-videowerk, beide van Dries Verhoeven en Wouter van Elderen, waarin de verschillende werkprocessen toegelicht worden.
Zo gesloten en ‘eindtijderig’ als de installatie is, zo opbeurend is de expositie in West den Haag. Ondanks de verhalen over de afstompende logica van seizoensarbeid en flexwerk, over corrupte arbeidsbureaus die 20 tot 40 euro vangen per uur terwijl de werkers zelf nog niet de 10 halen, over werken met luiers aan omdat je twaalf uur lang geen plaspauze krijgt en andere onverkwikkelijke, vernederende ongein, is de sfeer van de samenwerking tussen Verhoeven en het Nederlands/Bulgaarse team buitengewoon goed. De anonimiteit van het koor wordt doorbroken en de werkelijkheid van mensen, die sinds corona hun baan verloren danwel als laatsten nog aan het werk bleven in ongure omstandigheden en dan met een uitbraak het nieuws haalden, krijgt een smoel.
Ik noteer de internationale concerns waarvoor sommigen van het koor gewerkt hebben: Nestlé, PanaSonic, Boss, maar ook de aardbeienteelt, de druivenpluk, het slachthuis en de kippenfabriek komen voorbij. De esthetiek van het robottenballet op een even vergeeld als verdroten socialistisch arbeiderslied wordt ingeruild voor concrete verhalen, kritische opvattingen, zelfreflectie en levensgevoel. In het boekje bij de voorstelling anex expo vertellen de performers wat arbeid voor hen betekent. In de video-installatie praten de performers over de werkomstandigheden, terwijl ze ondertussen automatisch de bewegingen maken die daarbij horen. Hun lichaam herhaalt de ingesleten patronen moeiteloos.
Mieren lopen rond tussen de lijkjes van soortgenoten in een oud werk van Verhoeven (Prime Champ, 2014) dat een maquette van een werkkamp laat zien, terwijl een paar schoenen op de gang de aanwezigheid van de Bulgaarse performers suggereert, maar ik weet dat ze nog in Utrecht zitten. Hoe houd je in godsnaam het vol om acht uur lang, vier dagen achter elkaar een stemmig lied van drie coupletten te zingen? Een lied dat de opheffing van de slavernij bezingt, als iets dat ieder moment te gebeuren staat. Ondertussen weten we waar onze kleren vandaan komen en wie onze wasmachines in elkaar zet. Arbeid die in de komende jaren, hooguit decennia, verbeurd wordt verklaard, want vervangen door robots die monteren, inpakken, plukken, vouwen, naaien en fileren.
Zingen heeft een bepaalde kracht. Maar de performers leggen in de video-installatie uit dat ook het lopendebandwerk soms tot meditatie en verlichting leidt (al dan niet geholpen door drugs of muziekjes in het oor). Er worden zelfs verwijzingen gemaakt naar een Bulgaarse ritueel (Anastenaria) en de louterende werking van ontberingen. Hoe dan ook, werken betekent geld, onafhankelijkheid, eer, functie en bestemming, ondanks alles. En hoe, of liever: tegen wie verzet je je? Het internationale concern, de tussenhandel in arbeidskrachten, of al die andere mensen, consumenten die de lagelonenhandel lonend maken?
De schoonheid van het zingende robotballet blijft op mijn netvlies hangen. Het monotone en het levendige, van mensen én machines, verenigd in een gezamenlijk ritme – de tekst van Von Kleist over het marionettentheater wordt weer eens bewaarheid – ondergraaft steeds opnieuw het voor de hand liggende politiek-maatschappelijke betoog over exploitatie, overproductie en vervuiling. Als sirenen blijven de scènes lonken, zoals de waar dat in de schappen doet.
Foto: Willem Popelier