Éen: ijsjes. Twee: watergevechten. Drie: laat opblijven en dat je dan tv mag kijken. Vier: De kleur geel. Het begin van een lijst, die alsmaar groeit. Elk klein genot dat het leven te bieden heeft, mag er op. Deze lijst vormt de fundatie voor Every Brilliant Thing, een tekst van de Britse schrijver Duncan Macmillan, nu in regie van Erik Whien bij Het Nationale Theater. (meer…)
De titel ontleende hij van een album van Thelonious Monk. Maar wie letterlijk de muziek van deze jazzmuzikant verwacht te horen in Brilliant corners komt bedrogen uit. Toch is er een wel degelijk iets van een jazzmentaliteit te bespeuren in het werk van de Israëlische choreograaf Emanuel Gat.
In een schijnbaar willekeurige stroom van bewegingen wemelen negen dansers gebundeld door een afgebakende ruimte van licht. Als een zwerm vlinders ‘fladderen’ ze van de ene hoek naar de andere. Alsof iemand op de pauzeknop drukt wordt de stroom onderbroken. Steeds opnieuw staan de dansers enkele seconden stil in een pose. Een spong, een draai, een geïsoleerde arm in de lucht, het hoofd tussen twee handen – Brilliant corners wisselt waaierende groepsfrasen af met korte duetten en solo’s.
Gat gebruikt een sober lichtplan, waarmee hij nu en dan accenten legt met bundels licht die van ver boven over het toneel schijnen als een strijkend maanlicht. Minder sober is Gats muziekcompositie, evenals het licht door hemzelf gecreëerd. In een zeer eclectische soundscape wisselt Gat pianoklanken af met digitale muziek, aanvankelijk zacht maar dan ineens ook snerpend hard. Het schuurt en irriteert bij tijd en wijle. In die zin staat de muziekcompositie lijnrecht tegenover de dans, die een organisch uitgangspunt neemt.
Zuiver en technisch is Gats dansbenadering. Het is dan ook een genot om naar het virtuoze ensemble te kijken, dat bestaat uit dansers met uiteenlopende dansachtergronden. Divers is ook hun schoeisel, sommige dansers zijn blootsvoets, andere hebben sokken aan of schoenen. Vooral de sierlijke bewegingen van de vrouwelijke dansers vallen op in Brilliant corners. Geneviève Osborn, afgelopen jaar genomineerd voor de Zwaan dankzij haar bijdrage aan de voorstelling Mono (Itamar Serussi), is opnieuw magisch met haar lange kronkelde ledematen en perfecte techniek.
De dansers bepalen veel in het werk van Gat, die in zijn aanpak het begrip ruimte letterlijk en figuurlijk centraal stelt. In Brilliant corners, een voorstelling waarmee hij al sinds 2011 internationaal toert, zet hij het individuele tegenover de groep en creëert hij vanuit jazzprincipes. Soms levert dat inderdaad briljante, betoverende momenten op, maar in haar geheel overtuigt Brilliant corners minder, vooral omdat de muziekcompositie zo haaks staat op wat we zien.