Het nieuwe theaterjaar zal voor een groot deel in het teken staan van de recente verkiezingsuitslagen en het nieuwe Kunstenplan. Wat de overwinning van de PVV precies voor consequenties heeft, is gedurende de formatie bij aanvang van 2024 nog onduidelijk, maar zorgen in (en om) de cultuursector lijken terecht. Gelukkig staat daar ook komend jaar weer een enorme hoeveelheid beloftevolle premières tegenover, waarmee de theaterwereld kan laten zien wat ze waard is. (meer…)
Het duurt minutenlang voordat Janna (Hajar Fargan) iets zegt. Tegen die tijd heeft de erfenisnotaris (Helen Kamperveen) een monoloog gehouden en heeft Janna’s tweelingbroer Simon (Shahine El-Hamus) een woedende tirade afgestoken over hun net overleden moeder. Zwijgen versus spreken is duidelijk een thema in de voorstelling Branden, met moeder Nawal (Malou Gorter) die aan het ene uiterste staat: de laatste vijf jaar van haar leven heeft ze geen woord gezegd. Zullen haar kinderen in haar voetsporen treden of zullen ze zich kunnen losweken van de trauma’s uit het verleden?
De Libanees-Canadese Wajdi Mouawad schreef Branden in 2003, in Nederland staat de gelauwerde versie van Alize Zandwijk uit 2010 in het culturele geheugen gegrift. De nieuwe uitvoering van Abdel Daoudi kent zeker ook mooie elementen, maar is bovenal kil en weet voornamelijk te raken wanneer er niet gepraat of gezwegen, maar gezongen wordt.
Twee zoektochten lopen door elkaar heen in dit verhaal. De jonge Nawal is decennia geleden tussen oorlogsgeweld op zoek naar haar eerste zoon, en dochter Janna probeert in het heden haar vader te vinden. Snelle schakelingen tussen deze scènes houden de vaart erin.
Het decor van naar het publiek toe hellende houten paletten is sober, evenals het geluidsbeeld: de ud die af en toe te horen is voegt weinig emotie toe en verschijnt en verdwijnt vaak onverwacht en zonder duidelijk doel. Het gezang van de zeven spelers (vooral Yara Brand ontroert) verbindt hen daarentegen op een warme manier. Bovendien is zang ook thematisch functioneel: in het verhaal zingen Nawal en haar reisgezel Sawda als ze moed nodig hebben.
Nawals leven is namelijk getekend door geweld. In haar geboorteland woedde een oorlog en mensen werden verdreven, gemarteld en vermoord. Zij raakte verstrikt in de gruwelijkheden, waardoor haar lot en dat van haar kinderen werd bepaald. De setting van al deze gebeurtenissen blijft in het stuk vaag, maar een goede verstaander weet dat het om de burgeroorlog van 1975-1990 in Libanon gaat.
Enerzijds zorgt het onbenoemd laten van een exacte plaats of tijd ervoor dat het verhaal een universeel karakter krijgt: overal ter wereld kan zulk geweld volkeren verwoesten. De link met het heden is ook makkelijk gelegd: bij op vluchtelingen schietende soldaten zie je direct het Israëlische leger voor je die hun geweren leegschieten op Palestijnen of Libanezen.
Anderzijds is het jammer dat het verhaal niet ergens is gesitueerd; wie weinig weet over de Libanese geschiedenis zal de link met het verleden niet leggen. Terwijl het van belang is om de cyclus van geweld precies aan te wijzen: de Libanese burgeroorlog brak uit nadat Palestijnen door Israël verdreven werden naar het noorden – de oorlog en genocide die nu in die landen woeden zijn daar niet los van te zien.
Interessant genoeg benoemt Mouawad in Vogels, dat vorig jaar door ITA werd opgevoerd, wél duidelijk waar het stuk om gaat: de Israëlische bezetting van Palestina dat persoonlijke conflicten tussen Arabieren en Joden veroorzaakt. Pijn en onrecht waren in dat stuk daardoor veel sterker voelbaar.
Zowel Vogels als Branden zijn tragische verhalen vol wrange onthullingen en familiedrama, maar vooral Branden kent een schokkend einde van mythische, Oedipale dimensies. Daoudi heeft wellicht geprobeerd met zijn onopgesmukte regie het geheel minder melodramatisch te maken, maar de extreme ontwikkelingen volgen elkaar onvermijdbaar rap op.
Branden doet sterk denken aan de onlangs verschenen roman Oroppa van de Marokkaans-Nederlandse Safae El Khannoussi, een verhaal dat eveneens meerdere tijdslijnen beslaat over zoektochten in een thuisland dat buiten het westen ligt. In de roman komt ook een moeder voor die ooit gevangen zat en gemarteld en verkracht werd, er zijn daders die ook slachtoffers zijn en er is een publiek proces. Het is alsof El Khannoussi het werk van Mouawad gelezen heeft en naar onze tijd en ons land heeft vertaald. Met daarnaast een aangrijpende conclusie: aan het eind van het boek heb je het gevoel dat je buiten de personages treedt. Het lijkt alsof je boven de geschiedenis hangt en doorziet hoe alle personages zijn gevormd door grootse gebeurtenissen waar ze nauwelijks zeggenschap over hebben.
Branden eindigt daarentegen in zo’n heftige ontdekking dat het geheel hermetisch wordt – de schok van die onthulling is belangrijker dan het plaatsen van de levens van de personages in het grotere geheel. Desondanks is het allerlaatste beeld emotioneel: tweeling Janna en Simon weten zich te verzoenen met het verleden door te zwijgen en samen te luisteren naar de stilte die hun moeder achterliet.
Foto: Sanne Peper
Wat ik interessant vind is dat in geen van de recensies besproken wordt dat het anno 2024 op z’n minst opmerkelijk is dat er gekozen is om de hoofdrol van Nawal door een (geweldige) actrice met uitsluitend Nederlandse roots te laten spelen, terwijl binnen de context van de voorstelling er geen twijfel over bestaat dat dit personage – zij het ten dele – haar roots in het midden oosten heeft liggen.
Wat is hierin de overweging van de recensenten om dit ongemoeid te laten?