Een drone metal murder ballad, noemen de makers van het collectief LENZ (Marit Hooijschuur, Erasmus Mackenna en Roel Pronk) hun voorstelling Katie Cruel zelf. De verhalende traditie van angelsaksische moordballades, waarin gruwelijke geweldsmisdrijven werden beschreven, is de inspiratiebron voor een drieluik dat begon met het prachtige Sheath and knife. (meer…)
Een reus van een boom heeft in het verleden een storm niet overleefd en vormt nu een natuurlijke brug over een sloot in het Amsterdamse Bos. Op de brugboom ligt een vrouw, gekleed in een wit gewaad met een meterslange sleep, waarmee als in een mini Christo-project de boom wordt ingepakt.De stem van de vrouw reikt niet ver en overvliegende vliegtuigen smoren ook nog een deel van haar tekst. Maar wat een beeld, wat een prachtig zomeravondbeeld. Alleen dat beeld al maakt een bezoek aan het jaarlijkse Boslab de moeite meer dan waard.
De vrouw op de boom is de Vlaamse Axelle Verkempinck (1995), die met haar Ode aan de weigering een plekje heeft veroverd in de cast van het jaarlijkse Boslab Theaterfestival, waar een nieuwe generatie theatermakers verrassende ideeën op locatie kan presenteren. Een kolfje naar de hand van Verkempinck, die lid is van het theatercollectief Transfo Collect, een groep die experimenteert met verschillende vormen van participatief theater, performance en happenings. In haar eigen werk focust ze zich op de dialoog tussen het politieke en het persoonlijke, op machtsstructuren en wil ze de stemlozen een stem geven. In de voorstelling Ode aan de weigering heeft zij een perfecte medespeelster in Marit Koomen, die ook fysiek niet bang is om vaststaande beelden omver te duwen.
In haar witte gewaad is Verkempinck de fee of de non of Ophelia en zij staat (of ligt) tegenover een vrouw aan de oever van de sloot in het zwart. Marit Koomen is de heks, de hoer of Medea. De vrouwen willen nu eens niet bekeken worden door mannenogen, even weg van Shakespeare of Euripides. Zij willen los van de patriarchaal gekleurde theatergeschiedenis. Dus Medea baalt ervan als zij voor de zoveelste keer wordt begroet met ‘moet gij niet ergens uw kinderen vermoorden of zo?’ Maar ook Ophelia wordt moe van zichzelf als zij een opdracht van een man om van een gebouw te springen deemoedig beantwoordt met de vraag of daar misschien nog een salto bij moet.
Ofschoon Medea nog even een aarzeling kent om van rol te wisselen als zij, bewapend met een automatisch wapen agressief de sloot in springt en de zachtmoedige vrouw in het wit bedreigt, keren de twee vrouwen in dit ijzersterke half uurtje uiteindelijk definitief het mannelijke beeld van de vrouw de rug toe.
Een Boslab-kaartje geeft toegang tot drie korte voorstellingen in een van de routes. In de Groene Route komen we naast de rebelse Ophelia en Medea nog meer historische figuren tegen, die moeite hebben met hun identiteit. In The cruel mother van Ellie de Lange, Marit Hooijschuur en regisseur Erasmus Mackenna gaat Grietje nou eens zonder haar broer Hans het bos in. Voor zo’n spannend tochtje heeft ze echt de mannelijke steun niet nodig en zij ziet al helemaal de noodzaak niet in om aan de hand van uitgestrooide steentjes haar weg terug te kunnen vinden. Zij heeft honger en het huisje van snoepgoed biedt gelegenheid voor een waar eetfeest, zeg maar vreetfeest. En ook de heks kan zij er wel bij hebben. Kom maar op. Maar de heks heeft geen zin in haar traditionele rol. Zij wil ook wel eens zachtaardig en lief menselijk zijn.
De gedachte achter The cruel mother is aantrekkelijk, maar had wel wat scherper uitgewerkt mogen worden. Behalve in de eet-eet-eet-scène komt het spel van de twee actrices ook niet helemaal uit de verf en het abrupte einde is onbevredigend. Met het tweetal simpel aan de eettafel is ook de meerwaarde van het bos helaas niet echt ten volle benut.
De Groene Route opent met een tamelijk opgefokte Molière, die voor de bos-gelegenheid uit het graf is opgestaan om de mensheid eens flink de oren te wassen. Concept en regie van Nu de dood nog, een vrije bewerking van Molières De ingebeelde zieke is van Reinout Bongers, terwijl Luna Joosten de tekst voor haar rekening heeft genomen. Het stuk opent met een soort van nouveau-Gregoriaans gezang, waarna Molière, die het applaus zo heeft gemist in zijn kist, de mensheid failliet verklaart. Als een filosofische Freek Vonk toont hij de dierlijke mens Argan (Niels van Heijningen), die in een vroegere tijd in een macaber rariteitenkabinet tentoongesteld had kunnen worden. Hij raast en duikelt over het grote podium van het Bostheater als het bewijs van Molière dat het mis is gegaan met de mens: van buiten ziet hij er met zijn sixpack supergezond uit, maar hij zit gevangen in een zieke geest. De mens is bang voor pijn en bang voor vrijheid en googelt zichzelf de afgrond in. In deze intrigerende voorstelling gaan wij echter steeds meer twijfelen aan de grootspraak van Molière, met veel bravoure gespeeld door Teun Donders. Als het erop aan komt durft hij ook de sprong in het diepe niet te wagen. Ook hier is dus sprake van een gedaanteverwisseling, ook al is het in het geval van Molière onbewust en onbedoeld.
Drie historische zelfonderzoeken met het knisperende bos als decor. Veel aangenamer kun je het niet krijgen.
Foto: Sjoerd Derine