De man in bonus is een voorstelling over falen. Martijn Hillenius vertelt niet alleen over zijn eigen mislukkingen, maar laat ook allerlei tragische figuren de revue passeren. Het is een mooie, evenwichtige voorstelling geworden, die het falen van de mens invoelbaar maakt. Het leek een gat in de markt, T-shirts met filosofische quotes erop. Martijn […]
Bonus is zijn naam. Hij ziet zichzelf als een verhalenverteller. In een dertig minuten durende monoloog vertelt hij hoe zijn vriend en collega Wim, met wie hij bij de post op de afdeling ‘pakketten boven de vijftien kilo’ werkte, afgelopen week is overleden. Wim heeft Bonus laten beloven altijd verhalen te blijven vertellen, altijd op zoek te gaan naar een publiek. Vanavond vindt Bonus het Leidse publiek in de Stadsgehoorzaal.
Bonus, de eerste toneeltekst van Nico Dijkshoorn, gaat over een man (Jos Veldhuizen) die door te vertellen over het overlijden van een goede vriend, vooral zichzelf in de schijnwerpers zet. Een man die hier staat omdat die vriend gek was op zijn verhalen. Helaas is het juist het ambacht van verhalen vertellen waarin hij tijdens deze monoloog ernstig tekort schiet.
Ondanks het anekdotische drama van de overleden vriend, wordt Bonus nergens interessant. De korte verhalen waaruit de eenakter is opgebouwd, kennen geen dubbelheid of contrast tussen het gezegde en het gespeelde. Het lijkt alsof Veldhuizen en Dijkshoorn hebben gedacht: met een dode vriend erin is er gegarandeerd drama. Het pijnlijke tegendeel wordt bewezen. Het personage blijft vlak en onsympathiek, het verhaal gaat in zo’n hoge mate van de hak op de tak, dat het elke zeggingskracht verliest. De schaarse momenten waarop het personage enige emotie vertoont zijn te uitgesproken (zinnen als ‘ik krijg er de koude rillingen van’) en ontnemen de acteur elke mogelijkheid tot spel. Nergens gaat het schuren of wordt het tegenstrijdig.
Het grootste probleem met de tekst van Bonus is dat elke mogelijkheid tot drama bij voorbaat al wordt afgekapt door een snelle grap. Dat werkt een eerste keer misschien op de lachspieren, maar dat kan niet de formule van een eenakter zijn. Een man die zijn problemen weg lacht is dramatisch, maar hier wordt niets weg gelachen. Immers, het vindt nergens zijn weerslag. De voorstelling bestaat uit losse elementen – een anekdote van Bonus’ ontmoeting met John Miles, een filmpje van een hert midden op de weg, het afscheidsgedicht op Wims crematie – die geïsoleerd misschien humoristisch zijn, maar gezamenlijk een ontwikkelend drama in de weg staan.
Toch weet Dijkshoorn op één moment in zijn tekst een mooi beeld van aftakeling en vertedering te vangen: als Bonus ziet hoe zijn zieke vriend een pakket van vijftien kilo niet meer krijgt opgetild. Pas dan worden we op meerdere emoties tegelijk aangesproken en mogen we zelf bepalen wat we voelen.
De tekst van Nico Dijkshoorn wordt omlijst door Nico Dijkshoorn zelf die uit eigen werk voordraagt. Helaas is de eenakter meer een onderbreking van de voordrachten dan dat de voordrachten een omlijsting van de eenakter zijn. De eenakter wordt volledig overschaduwt door alles eromheen, als een jammerlijk dieptepunt in een Nico Dijkshoorn-compilatie.
Aan het eind van de monoloog overhandigt iemand uit het publiek (op eerdere instructie van Dijkshoorn zelf) Bonus een USB-stick. Zonder enige omhaal neemt hij deze aan en stopt hem in zijn computer. Op het grote scherm verschijnt een moeilijk mis te verstane boodschap van Wim: Bonus, niemand wil naar je luisteren dus hou een keer je kop. Bonus heft zijn handen ten hemel en schreeuwt het uit, een totaal uit de lucht gevallen apotheose waarbij je voor het eerst echt niet weet of je moet lachen of moet huilen.
Foto: Jos Veldhuizen