Waar liggen de grenzen van ons inlevingsvermogen? Verandert je notie van wat je eigen identiteit is, wanneer je als schrijver of acteur altijd volledig opgaat en samensmelt met de personages die je schrijft en speelt? Caro Derkx bevraagt de existentiële crisis van een scheppend kunstenaar in haar theatrale lezing A Portrait of the Artist in Red, Yellow and Blue. (meer…)
Performancekunstenaar Marijn Brussaard zoekt in Blue naar het grensgebied tussen cultuur, natuur en technologie. In een hypnotiserende samensmelting van techno, motion capture en digitale avatars schetst hij een wereld waarin het verlangen naar echtheid steeds utopischer lijkt te worden.
Marijn Brussaard lijkt gefascineerd te zijn door popidolen. In zijn eerdere voorstellingen bij Frascati, Variety Show en Forever Young, probeerde hij zich steeds (respectievelijk op opzettelijk lullige en bijna volmaakte wijze) de performativiteit van topartiesten aan te meten. Vooral in Forever Young leverde dat een prachtige performance op, waarin Brussaard de iconografie van Kanye West gebruikte om zowel de bijna religieuze zelfverering als de eenzaamheid van de megaster onder de loep te nemen.
Het begin van Blue duidt op een vergelijkbare aanpak, dit keer met de esthetiek van een internationale deejay. Brussaard staat in het duister achter een indrukwekkende verzameling van audio- en video-apparatuur terwijl achter hem een kosmische inleiding wordt geprojecteerd. Het grootste deel van de performance speelt zich vervolgens op een groot videoscherm af dat voor hem komt te hangen, waardoor alleen nog zijn benen zichtbaar zijn. Onze enige connectie met Brussaard is via een scherm – het zet de toon voor de bespiegelingen over identiteit en authenticiteit die volgen.
In zijn voorstellingen speelt Brussaard slim met de grens tussen oprechtheid en ironie. In scènes waarin hij zijn Ed Atkins-achtige avatar bewondert – een digitale, levensgrote versie van zijn eigen hoofd – of waarin hij een eindeloze reeks selfies op het scherm laat passeren, omarmt èn bekritiseert hij het narcisme van YouTubers en Instagrammers in gelijke mate. De scènes waarin Brussaard wat eenduidiger voor satire kiest, zoals in een ge-autotunede popsong over een verlangen naar de natuur waarin tekst en beeld te kitscherig zijn om serieus te worden genomen, steken daar inhoudelijk wat flets bij af.
Halverwege de voorstelling voegt Brussaard nog een betekenislaag aan de voorstelling toe, in een hilarisch versneld video-essay over de denkbeelden van miljardair Elon Musk, die gelooft dat het hele universum slechts een computersimulatie is waar ons bewustzijn een onderdeel van is. Gecombineerd met het verlangen naar de natuur dat in Blue telkens de kop opsteekt roept dit interessante vragen op: is de natuur eigenlijk ook alleen maar een technologisch product? Als onze eigen computersimulaties steeds realistischer worden, ontstaat er dan een soort Droste-effect? En is al onze drift tot zelfverwerkelijking, al ons wanhopig ontwerpen van onze eigen identiteit en realiteit dan niet meer dan een pathetische illusie?
De kracht van Blue zit hem dan ook in het contrast tussen de steeds geavanceerdere manieren waarop we onze identiteit kunnen vormgeven en de naïeve en ietwat onbeholpen manier waarop Brussaard die technologieën inzet. Het hoogtepunt is een glitchy presentatie van zijn gedigitaliseerde hoofd, dat vreemde tonen uitstoot en op angstaanjagende manieren vervormt. Het is een toonbeeld van regressie, een scène waarin de fascinatie met technologie en de verkleuterende werking ervan op ambiguë wijze samengaan. En ook de slotscène, waarin analoge realiteit, afhankelijkheid van technologie en houwtje-touwtje-vormgeving op ontroerende wijze met elkaar in botsing komen, is er eentje om in te lijsten.
De combinatie van muziekoptreden en performance die Brussaard tot zijn signatuur heeft gemaakt blijkt zich in Blue ook uitstekend voor thema’s buiten de popwereld zelf te kunnen lenen. De voorstelling is daarmee een opwindend bewijs van Brussaards artistieke potentieel.
Foto: Bas de Brouwer