In de verzameling Block Box-voorstellingen van dit jaar schiet een werk ertussenuit: het adembenemend sterke TussenTijdCapsule van Schippers&VanGucht. Maar ook het Zelfloket van Theater Artemis is zeer de moeite waard. (meer…)
Directeur Viktorien van Hulst van Theaterfestival Boulevard vroeg scenograaf Theun Mosk om voor haar festivalplein een installatie-locatie te ontwerpen die bezoekers en makers ruimte biedt voor spel en verbeelding.
Mosk liet zich inspireren door zowel het designcollectief Memphis als de blokkendoos uit zijn eigen jeugd in de jaren tachtig – een periode die samenviel met de hoogtijdagen van Memphis – en ontwierp de serie ‘Block Box’.
Een zwarte halve cirkel, een rozerode kubus en een gele driehoek bieden drie afzonderlijke speelplekken, gecompleteerd met een mintgroene kassacapsule. Ze vallen met hun strakke vormen en afgebakende kleurvlakken op tussen de tentjes en het houten meubilair op het plein. Van Hulst vroeg drie podiumkunstenaars om voor dit eerste jaar (ook in 2019 en 2020 zijn de ‘Block Boxes’ onderdeel van het festivalplein) ieder een werk te maken. United Cowboys betrok de zwarte halve cirkel, Alexandra Broeder en Willemijn Zevenhuizen de gele driehoek en Benjamin Verdonck met Lucas van Haesbroeck de rozerode kubus. Je kunt ze afzonderlijk bezoeken, maar ook een passe-partout kopen. Doe dat vooral. Alleen al om te zien hoe de makers ieder op heel eigen wijze binnen die heldere geometrische vormenblokken een zinsbegoochelend spel spelen met je gevoel voor ruimte.
In Case – United Cowboys
Stap binnen in wat je oneerbiedig een zwarte caravan zou kunnen noemen. Maar dan wel een zonder ramen. Daarbinnen schiep Maarten van der Put een wereld die je dreigt op te slokken. Het is alsof ik in een ei ben binnengekropen en me nu tussen de buitenste schil en het binnenste vlies bevind. Middenin de ruimte staat een biosfeer, een tent van doorzichtig plastic. Dak en zijkanten bollen uit, tegen de buitenwand aan. Om goed te kunnen kijken naar wat zich binnenin afspeelt, moet ik me tussen vlies en schil door wurmen, naar achteren, waar een luchtbel zit, ruimte om te staan.
In hun tent, volledig ‘encased’, zijn vier dansers doorlopend te zien. Met een stapel kostuums, pruiken en een paar paardrijzadels scheppen ze op de door Pauline Roelants live gemixte soundtrack hun wereld. Het uitgangspunt is het naakte lichaam dat beweegt, ontdekt, interactie aangaat en rust. Twee glimlachende danseressen doen synchroon een stukje revuedans, een danser laat een dun straaltje water over het zadel tussen zijn benen stromen, intens prevelend kijkt een danseres me aan op een rondgang langs de plastic wand.
Daarbinnen is het een eigen universum met een eigen klok en ritme. Wij zien hen, zij zien ons, maar we kunnen niet bij elkaar komen. Wanneer Roelants in de warmte van de middag op een dreinende, trage beat het witblauwe licht verschuift naar dieprood, de luchtblazers uitzet en twee vermoeide dansers een tijdlang met hun ruggen opgekruld tegen de transparante wand aanliggen is het of je een blik in de baarmoeder wordt gegund.
Solaris – Alexandra Broeder & Willemijn Zevenhuijzen
In de gele driehoek hebben tijd en ruimte helemaal een verwarrende afslag genomen – zozeer zelfs dat de suggestie wordt gewekt dat de ‘echte’ wereld buiten misschien helemaal niet de echte is. Solaris is het eerste project van Broeder sinds The Well, dat ze afgelopen seizoen met zes meisjes uit jeugdpsychiatrische inrichting De Bascule maakte bij Frascati, en opnieuw werkte een van deze meisjes mee.
De mythologieën uit culttelevisie-hit Twin Peaks, de boeken van Murakami, sprookjes en de film waarmee de voorstelling een titel deelt, lopen vanaf het moment dat je door de deur naar binnen stapt door elkaar en worden indringend verknoopt met het verhaal van een zestienjarig meisje dat zich niet meer in die ‘echte’ wereld bevindt. Zij viel in een put in het veld.
In de driehoek hangt een vreemde lucht; een kelderlucht maar net iets anders want hier is het warm, niet koel, en de vloer is van stof, niet van beton. Die witte vilten vloer vertoond Lynchiaans zwarte vlekken, uit sommige steekt een stekker met daaraan een koptelefoon. Ergens hangt een kleine pinguïn aan een oranje koord. Ik ga zitten op de vloer en zet mijn koptelefoon op. Dan een stem, als een mantra, This is the water. And this is the well. Drink full and descend. De zwarte vlekken lijken naar me toe te groeien. Wordt wakker, Dougie Jones!
De stem in mijn hoofd vertelt over de plek waarvandaan ze spreekt. Vanuit het Murikamiaanse gat in de werkelijkheid. Rustig, haast bezwerend klinkt haar theorie dat er een wissel tussen de twee werelden is omgezet waardoor ik haar kan horen. Ze kruipt onder mijn huid. Het licht knippert alsof ik slaperig ben, of nee, een slaapmiddel heb gekregen, de prikkel komt van buiten. Ik daal af en lig op de diepe zwarte bodem. Alles is donker en weg. Ik weet niet hoe lang.
Waldeinsamkeit – Benjamin Verdonck en Lucas van Haesbroeck
De kortste route van de driehoek naar de kubus gaat toch langs de echte wereld van bier en friet. Maar Verdonck en Van Haesbroeck hebben na binnenkomst niet meer dan een minuut nodig om ook in de zompig warme kubus van Mosk alle normale dimensies uit elkaar te trekken en op volstrekt eigen wijze weer in elkaar te knutselen. In het donker gezeten voor de kijkkast, intussen een trademark Verdonck, volg ik de vloeiend schuivende panelen en luiken die als in een beeldpartituur ruimte na ruimte oproepen. Groter, kleiner, verder weg en dichterbij. De ruimte danst en toch is alles wat ik zie plat. Behalve het zwart om alle elementen heen.
Is het de werking van het zachte licht in de kijkkast, waardoor mijn hersens geloven dat ik zo die museale ruimte in kan lopen? Dat ik zou kunnen staan onder een licht hellend plafond terwijl schuine banen licht en schaduw boven mij een prisma vormen? Is tussen die ogenschijnlijk metershoge coulissen de piano te vinden die uit de verte klinkt? En als bij een Rothko vraag ik me af hoe het toch kan dat een donker vlak zo’n licht uitstraalt. Hoe krachtig kan iets kleins zijn.
Plots is daar na alle geometrie, het grijsbruine schuiven in bleekgrijs licht, een volkomen cesuur. Een warm, zwartrood wezen. Hebben we het platte vlak verlaten? Hoeveel dimensies zijn er nu? Het brein schakelt, het oog went woest knipperend aan deze Fremdkörper.
Een vraag. Precies op het moment dat je hem stellen wilt. Wie weleens gaat dansen kent the drop, dat moment waarop na een break de beat valt. Dat moet kloppen, de DJ kan daarmee spelen, en doet zij of hij dat goed, dan zit je lijf in een tel vol nieuwe bewegingsdrang. Dat gebeurt ook hier, met dit verschil: je weet niet dat je het wilt, totdat het gebeurt. Een onverhoeds moment dat alles net iets mooier maakt.
Foto: United Cowboys, Maarten van der Put