Een koekoek legt eieren in nesten van andere vogels. Een koekoeksjong wordt dus geboren in het nest waar-ie niet thuishoort. Daarin herkent cabaretier Klaas van der Eerden zich. Als zijn broer niet was verdronken, vertelt hij in zijn achtste soloprogramma Blijven drijven, was hijzelf nooit geboren. Hij voelt zich een vervanger, iemand wiens taak het is om vreugde te brengen, een komiek die van zichzelf vindt dat hij altijd voor goede sfeer moet zorgen. Desnoods met een onsexy sokkendansje.

Na tien jaar (‘en tien kilo’) staat Klaas van der Eerden weer solo op het podium. In Blijven drijven verknoopt hij het overlijden van zijn broer aan een bootongeluk dat hijzelf had op een meer in Thailand. Tussendoor put hij ruimhartig uit een uitwaaierend reservoir aan kabbelend huis-tuin-en-keukencabaret: van voorspelbaar campingleed tot zoveelste kroeganekdote.

Het leeuwendeel daarvan is volstrekt gevaarloos materiaal, waarin Van der Eerden geen inkopper onbenut laat. Met zijn bekende stembuigingen en fysieke spel (hij heeft onder meer een tamelijk treffende vertolking van een kip in huis), babbelt hij lukraak over zijn dagelijks leven. Met zijn gezin verhuisde hij de stad uit, en quasi-mopperend verbaast hij zich over de nijlgansen, de tamme eenden, muggen en, de ergste onder alle diersoorten: bemoeizuchtige buurvrouwen.

Origineler, al zit het niet heel betekenisvol of spannend ingebed in zijn verhaal, is de smartlap uit de toekomst: het nostalgische lied met sentimentele Hazessnik dat zijn dochter in de toekomst zou zingen over háár jeugd – nu dus. Ach, die goede oude tijd, toen we nog fietsten met een batterij.

Jarenlang was Van der Eerden sidekick bij een ochtendshow op Radio 538. Het is de ultieme metafoor voor de eeuwige pleaser, die zichzelf categorisch wegcijfert om het anderen naar hun zin te maken, die dwarsfluit leerde spelen omdat zijn moeder het zo’n mooi instrument vond. Van der Eerden wil vermaken en dat doet hij. De amusementswaarde van Blijven drijven ligt hoog en de onderwerpen waar hij zich vrolijk druk over maakt, zijn voor een breed publiek herkenbaar.

Van der Eerden laat op momenten ook zien dat er een groot verdriet in die vlotte komiek huist, iemand die al heel zijn leven vrijwel al zijn betekenis ontleent aan de lach die hij bij anderen ontlokt. Echt in de diepte daarover gaat hij niet – het moet, heel tekenend, wel leuk blijven allemaal – en dat is een gemiste kans: het voorziet deze sympathieke doorsneecabaretier van een interessante tragiek en had daarmee voor de nodige reliëf kunnen zorgen in het toch tamelijk vlakke Blijven drijven. 

Foto’s: Anne van Zantwijk