Het aller-, allervieste van De vreselijk vieze voorstelling wordt tot het eind bewaard. De held Pierre Jean-Jacques heeft zijn queeste volbracht en langs vele obstakels eindelijk prinses Lavendel gevonden. Nu kan hij met haar trouwen en nog lang en gelukkig leven. (meer…)
Ongenadig klettert de regen op het tentdak van het BLVRD Theater, gevolgd door een flinke onweersbui. Het natuurgeweld overstemt bijna de voorstelling in de tent, maar Sofie Palmers en Katrien Pierlet laten zich niet afleiden en spelen onverstoorbaar door. Eigenlijk passen de weersomstandigheden prima bij een voorstelling over isolement en vriendschap die uitmondt in de vrolijke kakafonie uit de titel.
De voorstelling draait om Blanche (vol overgave gespeeld door Katrien Perlet) en Forza (mooi neurotisch gespeeld door Sofie Palmers), die haar naam liever geheim wil houden. Ze wonen weliswaar naast elkaar, maar spreken of zien elkaar nooit. Het publiek ziet beiden gedurende de hele voorstelling wel. Blanche met al haar kookspullen rechts op het toneel, Forza met al haar instrumenten links. Ze zijn van elkaar gescheiden door een wand.
Forza is van vroeg tot laat en zelfs in haar slaap bezig met muziek. Zozeer zelfs dat ze er last van lijkt te hebben, want die noten, melodietjes en ritmes vullen haar hoofd en dan moet het eruit, of ze nu wil of niet. Ze wil nergens naartoe, voelt zich eigenlijk alleen veilig in haar ‘studio’ en weert elk contact af. Haar beste vriend is Mister Loop die haar helpt de kakafonie in haar hoofd om te zetten in muziek, om zo een leeg hoofd te creëren.
Blanche is als voorzitter van de Kookpotcirkelclub op haar beurt de hele dag bezig met het koken en bakken van nogal bizarre taarten voor iedereen die hulp nodig heeft. Niet dat er daadwerkelijk iemand bij haar aanklopt, gebeurde dat maar. De magnetron is een magische transportmachine die haar kookkunsten bij de hulpbehoevenden bezorgt. Er is echter niemand die een taart voor haar maakt, zelfs dat moet ze zelf doen. Niemand die eens vraagt: ‘Hoe is het echt met u?’, niemand die ‘hulp echt nodig heeft’.
In het eerste deel van de voorstelling blijven beide werelden mede door de belichting strikt van elkaar gescheiden, maar daar komt verandering als Forza niet alleen erg luid muziek maakt, maar ook de ‘ping’ van Blanche in haar muziek lijkt te gebruiken. Na een moeizaam en van Forza’s kant zelfs vijandig contact, groeien beiden langzaam naar elkaar toe. Dat culmineert in een nieuwe compositie waarbij Forza niet alleen gebruik maakt van de geluiden die het kookgerei van Blanche kan voortbrengen, maar Blanche ook daadwerkelijk mee laat doen.
Palmers en Pierlet tonen op speelse wijze eenzaamheid, een vol hoofd hebben en hoe moeilijk het is nieuwe vrienden te maken. Ook voor zesjarigen is dit meteen herkenbaar. De vele woordgrappen van Pierlet sluiten goed aan bij de doelgroep en illustreren de fantasiewereld van Blanche, maar het zijn er teveel.
Ook het raken aan de actualiteit – een ingezonden brief van ene Geert Wilders die zich ‘ziek, slap en flauw’ voelt – komt geforceerd over en lijkt vooral bedoeld voor de ouders in de zaal. Het rekt het eerste deel van de voorstelling, dat toch al aan de lange kant is, onnodig op. Veel sterker zijn de scènes waarin Palmers het publiek voorstelt aan haar denkbeeldige band (met ongebruikelijke instrumenten als de lyra, theremin en mondharmonica), waarbij het applaus van het publiek behendig door Mister Loop wordt gestapeld. Ook het duet op lieve woordjes als jus d’orange, croissantje, mayonaise en la vache qui rit en de woede-uitbarstingen van Blanche, waarbij met pannen en potten wordt gesmeten, zijn sterk.
In deze goede voorstelling van ruim zeventig minuten zit nu een ijzersterke voorstelling van vijftig minuten verborgen.