Twee vrouwen, twee eeuwen, twee verhalen: met dat idee in het achterhoofd maakt Koen Verheijden, in 2020 afgestudeerd aan de Toneelacademie Maastricht, de elektronische opera Antje. Ofschoon de beeldende teksten je door de achttiende eeuw loodsen, doen de beschrijvingen van het heden af aan zijn dubbele portret. (meer…)
Bij inloop zie je hem gelijk. Een man, gekleed in een zwart t-shirt en een joggingbroek, loopt afwachtend rondjes door een verlaten industriële, betonnen, grijze ruimte. Theatermaker Rubin van Gent kijkt strak voor zich uit. Er zit hem duidelijk iets dwars.
De Karavaan-voorstelling Bijbelse boeren zou eigenlijk een andere locatie hebben, vertelt Van Gent balend. Het eerste deel van zijn drieluik ‘Boer&Land’ zou spelen in een klein kerkje in Stompetoren, een dorp onder de rook van Alkmaar. Ook het negenkoppig koor dat in het stuk zou voorkomen, zei af. Vol wanhoop vertelt Van Gent hoe hij zijn eerste solovoorstelling nogal anders had voorgesteld.
Of het door de teleurstelling van het voortraject komt is niet helemaal duidelijk, maar ronddraaiend op een draaischijf zingt de performer vervolgens dat hij zichzelf haat. Hij is mislukt. Met een onwijs hoge kopstem vuurt Van Gent zijn sores op het publiek af. ‘Ik las vroeger boeken van Francine Oomen, maar waarom was er nooit een boek van Hoe overleef ik…de hel?!‘
Omgeven door plantjes, Mariabeelden en een antiek klein orgeltje komen we steeds meer te weten over de performer. Hij werd gedoopt, groeide gelovig op, op een boerderij waar hij tot zijn zestiende woonde. Maar gelooft hij nog steeds? Wie in Hem gelooft, heeft een eeuwig leven. Een eeuwig leven? Van Gent wordt al moe van de gedachte. Een lach schiet door de zaal.
Maar een boer zijn? Dat is misschien wel de oplossing voor het vinden van betekenis voor het bestaan. Om 6 uur ’s ochtends je bed uitkomen en werken. Niet lullen, maar poetsen. En als je dan toch depressief tot in de namiddag in je nest blijft, haalt je familie die een boerderij naast je woont, je er wel uit.
In eerste instantie oogt Bijbelse boeren louter een ego-document. In het eerste kwartier zet Van Gent vooral zijn persoonlijke ellende uiteen en is het echt even zoeken naar de meerwaarde in combinatie met de grote thema’s van boerenleven en religie.
Van Gents spel is dynamisch, fysiek en lekker speels. De liederen die hij zingt zijn ontroerend door zijn sierlijk zoetgevooisde stemgeluid. Hij speelt zichzelf echter zo desperaat en wrevelig, dat het ook weleens wat pathetisch en pretentieus overkomt. Het maakt een verbintenis met de speler toch lastiger.
Daarbij gaan de monologen hier een daar wat van de hak op de tak. Dan gaat het weer over het boerenleven, dan weer over het geloof in engelen. Een directe en misschien ook wel logische koppeling tussen de twee thema’s ontbreekt nét te vaak. En mocht dit laatste een bewuste artistieke keuze zijn, dan pakt het wat ongelukkig uit.
Soms mislukt de eerste pannenkoek. Ondergetekende is zeker nieuwsgierig naar de volgende voorstellingen van de trilogie van Van Gent. Want er schemert zeker talent in de theatermaker en potentie in de thema’s en het onderzoek die hij opvoert. Nu nog een betere pan kopen, om de thematische ideeën wat beter te bakken.
Foto: Moon Saris