Na afloop van de voorstelling Black Privilege van de Zuid-Afrikaanse choreograaf-actrice Mamela Nyamza vroeg een niet onaanzienlijk deel van het publiek zich af waar ze precies naar hadden zitten kijken. Interessant, intrigerend, maar wat was het? Afrovibes, het festival met actuele dans en theater uit West en Zuid-Afrika, blijft boeien en uitdagen. (meer…)
Beyond the Black Box, een driedaags festival van SoAP, C-Takt en De Brakke Grond, toont werk op verschillende locaties in en om het gebouw, maar niet in de zwarte doos. Dat wil zeggen, en zijn wel degelijk enkele performances die gebruik maken van trekken, doeken, licht- en geluidsinstallatie, maar hun functioneren volgt dan weer niet gebruikelijke theater op- of instellingen. Het publiek is bijvoorbeeld zelf performer of, wanneer het wel op stoelen mag zitten kijken, doorkruist de performance in ieder geval het traditionele, op de vierde wand en representatie gestoelde, perspectief met andere kijk- en handelingsconventies.
Yurie Umamoto, Pablo Fontdevila, Kumi Umamoto, Douwe Smit en Igor Dobričić maken indruk met een ogenschijnlijk uiterst simpele installatie, gebaseerd op hun laatste werk Ceeport. Een groot aantal LED-lichtbakken, gehangen in de nok van een hoge, besloten toneelruimte – als een intieme dansvloer of een extra groot bed met een enorme hemel – is aan alle kanten bekleed met aluminiumfolie. In combinatie met een pulserende soundscape ontstaat in Durationspace een hallucinerende bad dat heel primair of abstract op de ervaring van de toeschouwer inwerkt.
Het licht van Pablo Fontdevila en het geluid van Douwe Smit interfereren met elkaar, terwijl ook de vervormende reflecties via het alufolie een constante flux van sferische impressies voortbrengen. Het aluminiumfolie maakt ook geluid, steeds wanneer bezoekers in- en uit-, op- of neergaan met hun lichaam.
De permanente flux, van schaduwspel en reverb, analoge ritsel en digitale herhaling, levert een zich langzaam ontwikkelende uitnodiging op van ontspanning en leegte naar verschillende soorten van intensiteit, textuur en andere materialistische dynamieken.
De toeschouwers hangen, zitten en staan bij elkaar, overgoten door felle blauwen en rozes, roden en witten. De deels contrasterende baden van licht en geluid, naast de zacht modulerende assen van volume en intensiteit, leveren een gevoel van sauna op, ergens op de grens van disco en theaterapparaat.
Wanneer je dan ook nog uitgestrekt op de vloer gaat liggen, en het natrillen van de voetstappen op de houten vloer zich bij alle andere fysieke abstractie voegt, lijken kunst en therapie elkaar te naderen, zonder dat dat vervelend is (zoals wanneer de een een excuus is voor de ander).
Ook All Things Want To Run maakt gebruik van de theaterruimte, inclusief de apparaten voor licht en geluid, al is de Expozaal in een crèmekleurig wit gehuld. Een aluminium grid van een kubus wordt door Esther Arribas en Anthony Nestel met behulp van een tientallen meters lange stalen ketting meer dan anderhalf uur lang gemanipuleerd. Het licht van Katinka Marac en het geluid van Stephan Schneider voorzien op subtiele wijze het zich langzaam ontvouwende voorstel van het nodige reliëf en contrapuntische tegenwicht.
De inspanningen van Arribas en Nestel om de kubus te kantelen en zo door de ruimte te bewegen, zijn even doorzichtig als dat ze spannend zijn. Ingenieus oefenen de twee met de ketting kracht uit op de ribben van de kubus, en trekken hem zo, elkaar en de kubus in evenwicht houdend, eerst van de vloer op één rib, dan voorzichtig voorbij het kantelpunt, om het gevaarte tenslotte geruisloos op een volgende kant te laten landen.
Het bouwen met symmetrie en structuur, het langzaam bezetten van een veld en de landschappelijkheid die daaruit ontstaat, de transparantie van de handeling en de poëzie van de beelden die ondertussen worden opgebouwd, leveren een uiterst meditatieve ervaring op, waarbinnen verschillende registers een rol gaan spelen.
Het (samen-)werken om de ketting in positie te krijgen, de herhaling van zetten die in de accumulatie steeds een iets gecompliceerder patroon oplevert binnen de kubus – alles heeft een bedaarde spanning, ergens tussen circus (doet ‘ie het of doet ‘ie het niet) en choreografie in. Soms moeten de twee performers hun volle gewicht inzetten, niet alleen om de kubus weer eens te kantelen, maar ook om de bedaarde, vertraagde modus te handhaven. De bewuste temporalisatie maakt van het werk een schouwspel. Handelen en tonen, representatie en practice, proces en resultaat hoeven elkaar niet uit te sluiten.
Net als bij het werken met touwen in het alpinisme, het ingenieus inpakken van pakketten met papier en touw of het spelen met elastieken rond benen en vingers, werkt All Things Want To Run met geometrische figuren, om de zwaartekracht te beteugelen. Wanneer in de kubus een nieuw vierkant van kettingen ontstaat, lijkt het even alsof Malevich om de hoek komt kijken, in dit festival op de grens tussen zwarte doos en white cube.
De grootte van de schakels, waaruit de stalen ketting is gefabriceerd, speelt een belangrijke rol in het tempo van de voorstelling, door het ritmische geratel dat de kettingen voortbrengen, wanneer ze over de ribben van de kubus worden getrokken. Het voorzichtig hanteren van de kettingen en de kubus krijg zo een metafysische dimensie, speculerend op een zoektocht naar een ultieme maat der dingen.
Tegelijkertijd geeft de All Things Want To Run ook aan hoezeer de materie ons ontglipt, juist wanneer we denken te weten waar we mee vandoen hebben. In plaats van een dramatisch spektakel, waarin de performers als triomfantelijke overwinnaars of behendige overlevers van de zwaartekracht naar voren komen, zoals gewoonlijk bij circus en andere halsbrekende toeren, stelt deze performance een hele bedaarde, maar toegewijde blik voor op een architectuur van eindeloos veel krommen, in elkaar verglijdende regimes en registers, ergens tussen object en landschap, bewuste handeling en overgave, tonen en doen.
Veel voorstellingen in Beyond the Black Box lijken een soort abc voor het opnieuw kijken in te stellen. Alhoewel dit soort ontwikkelingen in de kunst natuurlijk bepaald niet nieuw zijn, lijkt een steeds weidser tussengebied ontgonnen te worden, waarbij de negentiende-eeuwse discipline-indeling, zoals die nog steeds door veel theaterprogrammeurs en fondsen wordt gehanteerd, absoluut onbruikbaar is. Of het nu de kaalslag is van 2012 of een ontwikkeling van voor die tijd, Beyond the Black Box toont aan dat het hoog tijd is een volgende ontschotting van publieken en programmering in te zetten en kunstenaars te volgen in waar hun artistieke interesse gaat, in plaats van steeds maar diezelfde kaders op te leggen.
Foto All Things Want To Run: Nick Chesnaye