‘Het klassieke repertoire is een essentieel onderdeel van het artistieke DNA van Het Nationale Ballet’, schrijft directeur en choreograaf Ted Brandsen als inleiding op het programma Back to Ballet – classic, een serie hoogtepunten uit het klassieke repertoire. (meer…)
De eerste première van het nieuwe seizoen van Het Nationale Ballet staat als een huis. Best of Balanchine III toont drie verschillende stukken uit het omvangrijke oeuvre van George Balanchine (1904-1983), de belangrijkste balletvernieuwer van de twintigste eeuw. Daarmee toont Het Nationale Ballet niet alleen de verschillende kanten van deze choreograaf, maar ook haar eigen technische en artistieke kwaliteiten.
De drie gekozen stukken vertellen impliciet de levensreis die Balanchine maakte: hij werd geboren in Rusland, waar hij een klassieke balletopleiding genoot en onder de vleugels van Diaghilev (die andere grote vernieuwer) zou gaan creëren. Toen hij naar Amerika emigreerde belandde hij in New York, en in Ballet Imperial (wereldpremière 1941) komen die twee invloeden prachtig samen: het corps de ballet, in lichtblauwe tutu’s, bezet met glanzende stenen, roept met haar geometrische lijnen en onbreekbare formaties de statigheid en allure van het Russische hof van weleer op.
Balanchine geeft die tsaristische rijkdom een facelift met het snelle en dynamische voetenwerk waarmee hij nauwkeurig de motieven van Tsjaikovski’s Tweede Pianoconcert volgt. Het corps volgt de solisten als een golf volgend op een eerdere, en zo stuwen ze elkaar voort. Het Russische hof is levendiger dan ooit tevoren door de snelle, stadse en dynamische saus uit New York die Balanchine eroverheen giet. En Maia Makhateli mag wel de koningin van dat hof worden genoemd, met haar muzikale en technische virtuositeit.
Symphony in Three Movements (wereldpremière 1972) vormt een mooi contrast met het statige hof vol tierlantijnen. Speels en wars van opsmuk rennen en springen de dansers als in een gymnastiekoefening over het podium. Hun witte balletpakjes (inclusief jaren zeventig bandje rond het middel) en wit t-shirt met zwarte maillot (mannen) doen denken aan de balletstudenten van de School of American Ballet die Balanchine oprichtte in New York. Met hakken-billen rennen ze over het toneel, en dagen elkaar uit om hoger en verder te springen dan de ander. Tegelijkertijd heeft het stuk ook iets militairs, de handen plat opgeheven in de lucht op de bij tijden dreigende muziek van Stravinsky. Alsof hij een leger traint voor de strijd. Dat geeft het stuk een spannende unheimische lading: onschuldige studenten of een leger dat klaar wordt gemaakt voor de strijd? De mannen die eindigen als renners in starthouding ogen in ieder geval strijdbaar.
Who Cares? (wereldpremière 1970) vormt het uitbundige sluitstuk en laat weer een hele andere kant van Balanchine zien. Tegen een bewegende skyline voeren de dansers ons terug naar de roaring twenties van New York. In glimmende zilveren pakjes verleiden de danseressen met hoge benen en kokette heupen. Er wordt flink geflirt met de heren in krijtstreeppak, die uitpakken met jazzy musicaldans.
Op ‘I Got Rythm’ van George Gershwin spettert de finale. Who Cares? kun je opvatten als uitdagende vraag: mag deze vrolijke, entertainende musicaldans er ook zijn in de balletwereld? Zo draait dat flirten niet alleen om de heren, maar zijn die Broadway-heupen ook zeker een flirt met de balletwereld.
Foto Who Cares?: Hans Gerritsen