Het Opera Forward Festival opende dit weekend met de spectaculaire productie Eurydice – die Liebenden, blind van componist Manfred Trojahn. Een nieuw gecomponeerde en geschreven opera in de regie van Pierre Audi met een madrigaalkoor en in de orkestbak 81 musici van het Nederlands Philharmonisch Orkest. (meer…)
Het is een dolle boel bij De Nationale Opera en dat kan ook niet anders, want Terry Gilliam, de man achter Monty Python, is daar verantwoordelijk voor een enscenering van de opera Benvenuto Cellini van Hector Berlioz. Een aantrekkelijke productie: met een vleugje humor à la Monty Python en een grote mate van creatieve spitsvondigheid.
Dit werk ging al eens in première in de begintijd van Pierre Audi bij wat toen nog De Nederlandse Opera heette. Een onverdeeld succes was het niet. Audi noemt het nu zelfs een regelrechte flop. Reden voor hem om Benvenuto Cellini na al die jaren nog eens op het repertoire te zetten, maar dan goed. Hij haalde de versie die Terry Gilliam in 2011 maakte voor de English National Opera naar Amsterdam.
Duizendpoot Gilliam (als coregisseur betrokken bij succesfilms als The Holy Grail, The life of Brian en The Meaning of Life) heeft iets met met opera of beter gezegd: hij heeft iets met Berlioz. In 2011 regisseerde hij niet alleen Benvenuto Cellini, maar ook La Damnation de Faust.
Benvenuto Cellini is een van de minst uitgevoerde werken van Berlioz, onder meer vanwege de grote koorbezetting en de complexiteit van de partituur. Het werk balanceert vervaarlijk tussen de komische en serieuze dramatische opera. Bij Gilliam helt de boel flink over naar de komische kant en dat maakt de enscenering in zekere zin ook wat vlak en eendimensionaal. Maar wat je als toeschouwer te zien en te horen krijgt is zo meeslepend en betoverend dat je je drieënhalf uur lang onherroepelijk laat meezuigen in die rijke fantasiewereld en kleurrijke beeldtaal van Gilliam.
Dat begint al tijdens de ouverture, als een regen van confetti over het publiek neerdaalt en bizar uitgedoste carnavalsvierders zich tussen het publiek mengen. En het komt tot een climax bij de entree van de paus, die als een soort barokke deus ex machina ten tonele wordt gevoerd in een immense rijdende troon. Het doet denken aan Fellini’s Roma, maar heeft ook de frisheid en speelsheid van de Rossini-ensceneringen van Dario Fo.
Het is bij tijd en wijle een behoorlijke chaos op het toneel, waar al die koorzangers en solisten soms bijna over elkaar heen struikelen tussen de decorstukken (getekende fragmenten van de tekeningen van Piranesi). Het geheel is soms behoorlijk cartoonesk, maar altijd verrassend en origineel. En het keurmerk van Monty Python ligt er dik bovenop met al die rare pasjes en ‘over-the-top‘-humor. Maar dat kan deze carnavaleske opera (gebaseerd op het leven van de recalcitrante beeldhouwer Benvenuto Cellini die een Perseus-beeld moet maken voor de paus, maar zich stort in drankgelagen en liefdesaffaires) wel hebben.
Er werd fenomenaal gezongen. In de eerste plaats door het koor, dat olympische prestaties leverde. In de tweede plaats door de uitstekende solistencast, aangevoerd door John Osborn (Cellini) en Mariangela Sicilia (Teresa). In de bak loodste Sir Mark Elder, sinds lang weer eens te gast in Amsterdam, het Rotterdams Philharmonisch Orkest door de veeleisende en grillige partituur. Hier en daar was een iets subtielere klank wenselijk geweest, maar voor zo’n eerste voorstelling leverde ook het orkest in de bak vakwerk. Kortom, een bezoekje aan deze Berlioz is de moeite waard. Een Berlioz met een (Britse) knipoog. Winky, winky, say no more.
Foto: Clärchen & Matthias Baus