Een vrouw pakt haar koffers. Het is Frankfurt, 1935. Koffers betekenen vertrek en vertrek in het nationaal-socialistische Duitsland is afscheid in extreme hevigheid. De vrouw aarzelt wat ze wel en niet zal meenemen, het portret van haar man Frits bijvoorbeeld? (meer…)
Verwijt en verzoening, conflict een compassie: het is het altijddurende verhaal van vaders en zonen. Twintig jaar geleden, op 4 september 2002, ging in het Nieuwe de la Mar Theater in Amsterdam Beneden de rivieren van Ger Thijs in première, met Hans Croiset als de vader en Thijs zelf als de zoon, Paulie. Het gezelschap was Het Toneel Speelt. Nu is er een herneming met opnieuw Croiset (85) in de vaderrol en zijn eigen zoon Julien Croiset (55) als zoon. Croisets vrouw Agaath Witteman regisseert. Een toneelfamilievoorstelling.
Destijds speelde de voorstelling zich af in een nagenoeg leeg decor met als belangrijkste object de urn, in mijn herinnering een groot, neo-klassiek rekwisiet. Nu haalt zoon uit een zwart-wit gestippeld tasje een doorzichtig plastic urn te voorschijn, zichtbaar gevuld met as. Omgevallen ijzeren stoelen en een achterdoek waarop wolken voorbijzweven vormen het toneelbeeld, door Herbert Janse. Juist op het moment dat de asverstrooiing begint, verschijnt vader plots op het toneel. Keert hij terug uit het dodenrijk? Was hij wel dood? Is er ook zoiets als een tussen-dodenrijk, een net-niet-dodenrijk? De constructie van Thijs’ stuk is nog altijd overweldigend goed. Je denkt als toeschouwer ook aan Hamlet en de geest van zijn vader op de kasteeltransen.
De tijd die het kost de as te verstrooien is ook de gespeelde tijd. Ondertussen hebben vader en zoon nog eenmaal de gelegenheid zich met elkaar te verstaan. In een zorgvuldige, bijna muzikale golfslag van nu eens tedere herinneringen dan weer fel oplaaiende kwade emoties bouwt Witteman de voorstelling op. Toch is er een groot verschil met Hamlet: nu is het de zoon die wraak neemt en vergelding zoekt, en moet de vader incasseren. Dat doet Croiset nooit aanvallend, eerder melancholiek – het is de pure melancholie van iemand die beseft dat zijn tijd voorbij is. Maar nog even keert hij terug.
Croiset is allesbehalve een levende dode die zich laat inpalmen. Evenals toen verzet hij zich tegen verwijten met hoge uithalen van zijn stem, dan weer flemend bijna. Hij was een goede vader, een boerenzoon, die met harde handen (‘kolenschoppen’) zijn zoon hogerop de maatschappelijke ladder wilde voeren. Die ladder moeten we letterlijk nemen: vader joeg zijn zoon de ladders op om in de tuin annex boomgaard de kersen te gaan plukken.
Vaders huwelijk met moeder was een ijzige aangelegenheid. Vader moest tijdens de oorlog afdalen in de verstikkende mijnschachten van de oostelijke mijnstreek, waar het stuk zich afspeelt. Vader houdt meer van dochter Marlies dan van zoon Paulie. Dat is ook de reden dat vader de boomgaard, die vreemd genoeg ‘de wei’ heet, als erfenis aan dochter heeft achtergelaten. De geest van de strenge vader rust zo sterk op de schouders van zoon, dat deze zich gefnuikt voelt in zijn verdere leven dat zich in het ‘noorden’ afspeelt, boven de rivieren. Over de zoon, valt me nu op, komen we betrekkelijk weinig te weten; hij is getrouwd en heeft kinderen, dat is het. Paulie’s offensieve aanwezigheid dwingt vader tot reflectie op zijn leven.
Het is een mooie regievondst de vader nagenoeg de gehele voorstelling in het midden van het toneel te laten zitten, als een oude man die nog steeds waakt over zijn grond. Het al te ruime, groenige pak (ontwerp Dorien de Jonge) maakt hem nog monumentaler dan hij is. Julien Croiset blijft beweeglijk heen en weer lopen, de urn in de handen.
Schitterend is de scène waarin de tuinman de vader voordoet hoe hij as moet verstrooien, alsof je zaait. Symbolisch, zeker, maar het werkt. Enkele seizoenen terug vertolkte Croiset in het stuk De vader van Florian Zeller, een man die de greep op zijn leven verliest, als teken van ouderdom. Dat is nu beslist niet het geval. Integendeel, deze vader in Beneden de rivieren brengt in de tussentijd van leven en dood heel zijn vitaliteit mee. Zo eindigt het stuk ook, in een prachtige slotmonoloog van Julien Croiset: als hij terugrijdt naar het noorden ziet hij zijn vader langs de wegen lopen, steeds jonger. Ondertussen heeft hij de as niet zomaar verstrooid, hij heeft er op de toneelvloer een ovaal mee gevormd waarbinnen uiteindelijk de voorstelling zich afspeelt. Symbolisch? Ja, zoals het hele stuk leeft van symboliek. Wanneer duidelijk wordt dat dochter Marlies de tuin gaat verkopen, denken we aan Tsjechovs De kersentuin. Ook dat is mooi, ook dat is toneelgeschiedenis, net zoals deze herneming.
Foto: Marieke Timp