De al heel lang in Brussel verblijvende Nederlandse theatermaker Hanneke Paauwe heeft met vroegere producties vaak bewezen, dat ze aan sprookjesfiguren een heerlijk absurde twist kan geven. De zeven dwergen worden enge bloeddorstige wezentjes, heksen kunnen vreselijk naïef zijn en monsters krijgen een hoge aaibaarheidsfactor. In haar nieuwste productie draait alles om een fee die gebukt gaat onder een minderwaardigheidscomplex, faalangst en schaamte. Ze is een raar wezen, maar geleidelijk oogst ze de sympathie van het jonge publiek dat ze in haar uppie bespeelt.
Het zal je als fee maar gebeuren: verstoten worden door je vader en je feeënmoeder en als Canapé Fee door het leven moeten gaan. “Dat begint hier al goed!” roept de vader uit als de verlosapparatuur om de baby uit de moederfee te zuigen niet genoeg opgeladen is. En zo gaat er van alles mis. Canapé Fee is een fabrieksfout. Ze is geen hoogvlieger, ze is onhandig, ze is dom en ze kan geen 15 duizend toverformules onthouden. Volgens haar moeder is ze totaal ongeschikt om fee te zijn.
Canapé Fee probeert toch moeders trots te winnen door de nullen op haar rapport stiekem te veranderen in een zes, een acht en een tien, maar dat komt al snel uit. Met alle gevolgen van dien. Ze weet met haar soms hilarische getetter, in Nederlands doorspekt met Franse woorden, het publiek op haar hand te krijgen. Als ze bijvoorbeeld aan de kinderen vraagt wie echt tevreden is over zijn of haar uiterlijk, en de kinderen dan eerst aarzelend, maar al snel en blocque recht staan, schreeuwt ze de retorische vraag of ze dan geen spiegel in huis hebben.
Canapé Fee wordt als mislukkeling tewerkgesteld op het Departement Schaamte, waar ze oproepen krijgt van mensen om hun kinderen slimmer, sneller en groter te maken. Natuurlijk loopt dat uit de hand. ‘Dat begint hier al goed’ is een verzuchting die regelmatig te horen is.
Absurde humor (soms melig voorspelbaar, soms verrassend spitant), herkenbare situaties en gevoelens wisselen elkaar af. Een fee is dan wel geen mens, maar ook een fee voelt zich soms alleen en onbegrepen. De voorstelling ontwikkelt zich als een light versie van verbale slapstick. Goed getimed en gedoseerd. Dat rare mens groeit in een mooie spanningsboog uit tot een sympathiek meisje dat empathie verdient.
Goele Derick weet, met puntmuts en in het roze gekleed, als fee de aandacht vast te houden en meeleven op te wekken. Geen medelijden, want daarvoor is ze te grappig. Ze bromt, gilt en mompelt steeds met een ondertoon van verontwaardiging. Wat denken die andere feeën wel?!
In haar eentje holt de comédienne van haar bureau naar de grote gordijnen achter haar en weer terug. Ze haalt allerlei spulletjes tevoorschijn, zoals de handpop Meneer Gilbert, en tomaat Renaat die op school gepest werd als tomaat, en voor wie Canapé het opnam. Mislukte toverijtjes slaan ook in deze productie aan. Een opblaasbare olifant en bijpassend dansje zorgen voor toenemende genegenheid. Een boze moeder en een nog bozere fee op een groot scherm die Canapé afblaffen, missen hun effect niet.
Canapé tovert een reuzenpompoen. Een pompoen waarin ze zich terug kan trekken en de buitenwereld kan laten voor wat het is. Maar ook een pompoen om bezoek in te krijgen en de wereld mee in te trekken. Ze is heel trots op haar uitvinding, maar haar moeder vindt het maar stom. Kom voor jezelf op, laat je niet leiden door uitspraken van anderen uit de boze buitenwereld en geef niet toe aan prestatiedwang, lijkt de boodschap te zijn van dit dolle sprookje. Dat klinkt misschien klef, maar dat is dit sprookje zeker niet. Warm, dat wel, met veel relativerende humor.
Foto: Sofie Jaspers