‘Weet je wat jou en Emma bindt? Jullie houden van literatuur’, bijt Robert zijn beste vriend Jerry toe. Volgens de regieaanwijzingen van Harold Pinter bevinden beiden zich in een Italiaans restaurant. In de regie van Olivier Diepenhorst rennen beide mannen rondjes over het toneel en gaan fysiek met elkaar in gevecht. Emma speelt bij dit alles de Italiaanse restauranthouder en houdt zich volkomen afzijdig, zelfs als Robert woedend schreeuwt: ‘Waar blijft onze lunch!’

Het is de sterkste scène van deze voorstelling waarin moeiteloos in tijd en ruimte geschakeld wordt zonder dat daarvoor ingewikkelde verkleedpartijen of decorwisselingen nodig zijn. Decors of rekwisieten zijn zelfs helemaal afwezig. De sprongen in de tijd worden simpelweg getoond door opgehangen lakens waarop verschillende jaartallen staan. Aan het eind liggen al die lakens op het speelvlak en is het bedrog tot op de kern afgepeld.

Het geeft de voorstelling een enorme vaart mee, maar haalt ook de onderkoelde subtiliteit uit Pinters tekst. Dit wordt versterkt door de artificiële speelstijl, waarin ironie overheerst en dialogen niet zelden met het gezicht naar het publiek gespeeld worden. Tegelijkertijd past dit bij het bedrog, waarin de verschillende personages, of ze nu bevriend, getrouwd of minnaars zijn, elkaar niet echt kennen.

Bedrog (1978) is een van Pinters bekendste stukken, in ons land de laatste vijftien jaar gespeeld door onder meer Toneelgroep Amsterdam, De Paardenkathedraal en Toneelspelersgezelschap Stan. Oppervlakkig bekeken is het een relatiedrama over een klassieke driehoeksverhouding, waarin Emma (Jessie Wilms) haar echtgenoot Robert (Justus van Dillen) zeven jaar lang bedriegt met zijn beste vriend Jerry (Matthijs IJgosse). Daaronder gaat het over verraad, verlatingsangst en bovenal over zelfbedrog. Stuk voor stuk negeren alle personages overduidelijke signalen, ze kleuren herinneringen in, zien vooral wat ze zelf willen zien.

Hierbij speelt de structuur van het stuk een cruciale rol: het begint bij het einde en gaat in iedere scène terug in de tijd, waardoor het publiek vanaf het begin meer weet dan de personages. Een slimme vondst van Diepenhorst is dat hij het stuk niet, zoals gebruikelijk, laat spelen door oudere acteurs, maar door de dertigers van het eind van de voorstelling die aan het begin van het bedrog staan. De eerste scène speelt zich daarom af in 2028 en we eindigen in het nu, in 2019.

Zo toont Diepenhorst zijn generatie, die nu net begonnen is met een huis kopen en kinderen krijgen, een verontrustend toekomstvisioen, en geeft daarmee aan dit repertoirestuk voor die doelgroep urgentie mee. Aan verdere actualisering van Pinters tekst doet hij niet. De vertaling is dezelfde als die van Toneelgroep Amsterdam twintig jaar geleden, ook hier speelt bijvoorbeeld een onderschepte brief een grote rol. Zo’n detail maakt het voor de dertigers van 2019 wel meteen gekunsteld, want anno 2019 ontdekt niemand meer dat een partner een affaire heeft door een geheime brief, maar via apps en privé-berichten op de smartphone.

Het komische aspect zet Diepenhorst iets te zwaar aan, waardoor enkele scènes aan de oppervlakte blijven steken. Toch overtuigt de voorstelling, want Bedrog in 2019 realistisch spelen, met gelikte decors, zou Pinter reduceren tot risicoloos museaal theater.

Foto: Bart Grietens