In de proloog legt David alvast even aan het zespluspubliek op de Parade uit hoe ze zo meteen Goliath gaan verslaan. Namelijk door stap-slinger-los een steentje naar zijn hoofd te slingeren. Het publiek, dat net als David een bruin lint om de hoofden heeft, oefent gretig mee. (meer…)
Welkom bij padvinderskamp De Bandietenclub. Behalve een flinke verzameling komische sketchjes voor volwassenen (Vaudeville) speelt De Theatertroep op De Parade ook een kindervoorstelling. In Bandieten sparen ze de kinderen niet, maar vermaken ze ze ook.
Als je voor Bandieten Café Ik binnenkomt, het theatertje waarvan De Theatertroep op De Parade zijn huiskamer gemaakt heeft, zijn kinderen aan een tafel nepgeld aan het schilderen. De briefjes van zeshonderd hangen aan een waslijn te drogen.
Dan wordt alles opgeruimd en kan de voorstelling beginnen. De akela heet ons welkom: ‘Welkom bij padvinderskamp De Bandietenclub’. Met haar valt niet te spotten, dat is meteen duidelijk. Ze neemt de veiligheidsinstructies, de regels en de overlevingsstrategieën door: weet waar de nooduitgangen zijn, kijk uit voor (echte) bandieten, zorg dat je altijd een touwladder bij je hebt en een schuiltent. Haar secondant beeldt alles uit met attributen, wat al snel een flinke zooi oplevert. Dan worden haar ogen nog een graadje strenger: ‘En het belangrijkste: nooit geld namaken! Hebben jullie dat wel eens gedaan?’ Nee, zeggen de kinderen in koor, de verf nog aan hun handjes. Helemaal op hun gemak voelen ze zich niet.
Gelukkig voor hen bijt de akela niet door. De voorstelling wordt een combinatie van een afgekeurde afleveringen van Sesamstraat (de rekenspelletjes worden steeds ingewikkelder en steeds minder educatief), de Fabeltjeskrant (met de slechte wolf en het brave konijn in prachtige pakken), Hi-de-Hi en John Lanting. Uiteindelijk grijpt de politie in, wordt het theater ontruimd en eindigt de voorstelling na een achtervolging op het gras buiten, waar de acteurs door hun publiek worden belaagd met supersoakers.
Meer nog dan in de Vaudeville-afleveringen knipt De Theatertroep verhaallijntjes, ideeën en componenten door elkaar. Dat levert een vrolijke boel op die de tien acteurs nét niet laten ontsporen. De groep maakt zich niet druk over een doelgroep: vier-, zeven- of elfjarigen, volwassenen, wat maakt het uit? Intussen brengen ze hun chaos en anarchie als vriendelijke jongelui met zulke trouwehondenogen dat je veel van ze aanneemt. In mentaliteit lijken ze op Annie M.G. Schmidt: die zei ook de verschrikkelijkste dingen met de onschuldigste blik. Alleen nam zij het meestal op voor de kinderen (als die niet té verwend waren) en tegen de volwassenen. De Theatertroep zadelt kinderen ook op met vragen als: als je moest kiezen tussen een arm en een been, wat zou je dan doen? En tussen nooit meer eten of nooit meer poepen?
De kinderen maken zich daar intussen helemaal geen zorgen over. Ze ondergaan het gedoe op het podium, geven eerlijke of onthutsend sociaal wenselijke antwoorden, helpen waar ze maar kunnen, met tellen en zoeken bijvoorbeeld, en dan mogen ze aan het einde de acteurs ook nog natspuiten. Prachtig toch?