Bob? Dat is een grote, kolossale man bovenop de kastanjeboom. Of een lange zwarte man in astronautenpak. Of een geel balletje, een vis, de geur van gras. Of een man met een baard op een wolk, waarom niet? Voor Fos is hij het allemaal. Voor Bibi is hij er niet. Dat kan ook. (meer…)
Onder het motto ‘Een gieter giet en een nieter niet’ van Dounia Mahammed maakten Mats Vandroogenbroeck en Jonas Baeke een loopband-voorstelling, waarin een tweeling en een meisjesstem een filosofisch gesprek aangaan over dingen en taal. Ze gaan als het ware Wittgenstein (ook vermeld in de opdracht) achterna, op speelse en humoristische wijze.
Tegen een witte achtergrond verschijnt op een loopband een gieter. Daarna volgt een jongeman in spijkerbroek met snor en pruik. De band stopt. De man kijkt naar de gieter. Kijkt de gieter nu via de kop terug? Een aarzelende stem: ‘Ge moet niet zo in mij kijken.’ Een meisjesstem. Is het de gieter die spreekt? Is het een meisje dat een gieter als zelfbeeld heeft? De jongeman weet niet goed wat te zeggen, hij verontschuldigt zich. De gieter voelt zich niet zo goed. Alles is ‘wasco’, alles in haar hoofd zit door elkaar. De jongeman spoort de gieter, die Anita blijkt te heten, aan om aan niks te denken. Dat lukt even, maar dan ratelt ze verder.
De stem laat woorden stromen, en op de loopband zien we voorwerpen voorbij komen. Een opgezette hond, een pluk haar, een bal, een ontstopper, een schilderij, een Japans katje, een design-theepot, en gieters. Wat de stem van Anita verkondigt, komt in het echt voorbij. De stem (van Dounia Mahammed, die ook de voorstelling heeft gecoacht) stelt zich ook vragen over de woorden. Vooral over de herkomst van woorden. Onomatopeeën zijn te verklaren, maar de rest? ‘Huidslag’ is toch logischer dan ‘uitslag’. Wat heeft ‘hokjesdenken’ nu met een hondenhok te maken? Heel wat woorden volgen, de stem associeert het een met het ander, vormt daardoor nieuwe woorden zoals ‘maaghaar’. De jongeman probeert met verklaringen en vragen te reageren, en wil eigenlijk gewoon bij de bushalte op de bus wachten.
Op de lopende band rolt het ene voorwerp na het andere voorbij, dat zorgt voor een lekker ritme en brengt de nodige verrassingen in deze geschifte conversatie. Heerlijk voor kinderen die graag met taal spelen. De jongemannen verdubbelen tot een identieke tweeling (Mats Vandroogenbroeck en Jonas Baeke zelf), wat voor nog meer prettige gestoorde verwarring zorgt. Anita blijft zich maar vragen stellen, over woorden, over haar juffrouw, over de wereld. Over de relatie tussen de wereld en de woorden die haar beschrijven. Of kan het ook anders zijn?
Het wordt een speelse, taalfilosofische Wittgenstein-achtige conversatie. Een stuk grappiger dan zijn tractaat, maar even fundamenteel. Waarom heet iets zus, en niet zo, en wat zegt dat? Wat zeggen woorden over de wereld? Als de woorden anders zijn, is dan ook de wereld anders, of alleen de beschrijving van de wereld? Waarom slikken we die vastgelegde betekenissen? Een wc-borstel kan voor van alles dienen, krijgt dus steeds verschillende betekenissen. Waarom moet alles eenvormig zijn, zoals woorden? Moeten we dat zo blijven volgen? Waarom moet een vakantie beantwoorden aan een vast reclamepatroon?
Ik moet denken aan het boekje van Imme Dros, Taal is alles wat het geval is, waarin ze aan de hand van het tractaat van Ludwig Wittgenstein zoekt naar de herkomst van woorden en zinnen. Wat kunnen klanken met ons doen, kloppen vertalingen dan wel? Taal kan betoveren, kan misleiden. De voorstelling is ook een taalspel à la de Blauwbilgorgel van Cees Buddingh’, hoewel aan ‘Bambiraptor’ wel een ‘betekening’ toegekend wordt. Anita geeft liever met tekeningen dan met woorden betekenissen.
De jongeman(nen) blijk(t)(en) ‘descriptief medewerker van boldotcom’ te zijn, zij zien voorwerpen voorbij rollen en moeten daar beschrijvingen van maken. De ene van de tweeling vindt dat wel leuk en nuttig, de andere wil er zo snel mogelijk mee ophouden. Ondertussen groeien dingen in woorden uit tot metaforen, tot schilderijen. En in die schilderingen (van Emiel Astrid Vandekerckhove) die op de band voorbij komen, zien we een evolutie zoals in het oeuvre van Piet Mondriaan, van figuratief over figuratief abstract naar louter abstract. Op het einde zijn de man en de gieter gewoon twee vlakken, de man als een tweekleurige grote rechthoek, de gieter als een groen vierkant.
Anita en de bol.comman(nen) ontsnappen aan deze onttoverde betekeniswereld en vinden de betovering in een verrassend eindbeeld. Het spelen met taal en associaties is herkenbaar voor de jonge kinderen, ze gaan er in mee. De voorstelling is sprankelend in taal en beeld, in het strakke ritme tussen beweging en stilstaan bij de dingen.Uiteindelijk komen ze uit in een droomwereld. Niet alleen in taal ontstaan er verhalen, ook beelden kunnen dromen waar maken. Leve de magie van de fantasie!
Foto: Phile Deprez