Rinus Sprong en Thom Stuart van De Dutch Don’t Dance Division hebben met Ballet Black & White weer een soepel lopende show neergezet met toegankelijk werk. Korte stukken, goede kostuums, simpele maar sterke toneelbeelden, humor, veel afwisseling. De meeste choreografieën zijn van Stuart, maar ook een paar vrienden dragen hun steentje bij. (meer…)
De ironie zit al in de naam. Het Haagse dansgezelschap De Dutch Don’t Dance Division bekijkt de ballet- en modernedanscultuur met humor en enige afstand. Tegelijkertijd wil DDDDD daar heel graag deel van uitmaken. De groep van Thom Stuart en Rinus Sprong timmert aan de weg, en heeft met De Dutch Junior Dance Division een talentengroep met vers afgestudeerde dansers. Die danst Ballet blue(s), een potpourri van DDDDD-stukken uit het verleden.
‘The Dutch don’t dance’, schreef Annie M.G. Schmidt voor Foxtrot (2001). Hoe komt dat? Pessimisme, calvinisme, zwaaropdehandheid in het algemeen. Baggeren kunnen ze, die Hollanders, maar niet dansen.
Als verzetsdaad tegen dit nationale cultuurgoed heeft De Dutch Don’t Dance Division het liedje aangenomen als jingle. Het klinkt meestal aan het eind van hun voorstellingen, maar niet in Ballet blue(s). Dat eindigt met Somebody will know someday van Cuby and the Blizzards. Een mooi einde, al is de fade out voor een finale niet handig.
Ook Nina Simone en Van Morrison vertegenwoordigen de blueskant van de voorstelling. Vivaldi is gekozen als belangrijkste balletcomponist. Met Graaf Unico Wilhelm van Wassenaer trapt Ballet blue(s) af. Bij een deel uit zijn barokke Concerti armonici danst de De Dutch Junior Dance Division een hoofs ballet vol révérences, koninklijke omgangsvormen, elegante partnerruil en een stoelendans tot slot. Het heet Blauw bloed, wat meteen het kleurenpalet van de avond bepaalt. De kostuums van Pamela Homoet zijn brandweerrood en hemelsblauw. En licht hysterisch, met veel kant, ruches, hoepels en transparantie, halverwege Christine le Duc en de kostuumzolder van Het Nationale Toneel. Ook tegen een bodystocking met sokophouders ziet DDDDD niet op.
De choreografie van 24 minuten blijft overeind door de komische overdrijving en de lichte spot met de hofcultuur. Het andere grote stuk, Nisi Dominus, een ballet van Ed Wubbe uit 1989 op muziek van Vivaldi, mist die laag. Het blijft steken in tamelijk obligate balletbewegingen. Dat de dansers redelijke, maar geen geweldige balletdansers zijn, wreekt zich ook in Blauwe vogel, een pas de deux op delen uit De schone slaapster van Tsjaikovski, die teruggaat op Bronislava Nijinska en Marius Petipa, de hofleverancier van het klassiek ballet. Het prinsenpak en de stijf horizontaal uitstaande tutu, van indigo met gouden stiksels en pailletten, roepen dat het hier gaat om ballet over the top.
Hoe zit het dan met de blues? These people is een nieuwe choreografie waarin Thom Stuart in negen minuten het verloop van een relatie schetst, van pril via smoorverliefd naar geld- en andere zorgen, jaloezie en desinteresse. De dansers Lindy Bremer en Youri Jongenelen laten zien dat ze ook kunnen acteren.
Soms werkt de dialoog tussen dans en muziek grappig, zoals in Winter (2014) van Rinus Sprong op het gelijknamige deel van Vivaldi’s De vier jaargetijden, soms is die te plat. Als Van Morrison in Ballerina ‘spread your wings’ zingt, gaan inderdaad de armen zijwaarts omhoog. De choreografie, Still life III van Ton Simons, krijgt te weinig lading. One for my baby, op de gelijknamige klassieke song van Arlen en Mercer, gechoreografeerd én gezongen door Rinus Sprong, lijkt even een dronkenmansdans te worden maar blijft steken tussen dat en een virtuoos jongehondenstuk. Waar haalt de barfly dat om drie uur ’s nachts vandaan?
Dat is vaak de makke van DDDDD: ze doen het, maar ze doen het ook niet. Ze willen het goed kunnen, maar nemen tegelijk zoveel afstand dat ze zich niet volledig overgeven aan hun poging. Intussen werkt die relativering ook grappig en zijn de dansen theatraal. Dat maakt van Ballet blue(s) een onderhoudende, maar geen grootse dansvoorstelling.
Foto: Studio Oostrum