De twee heldhaftige zusters Ruth en Eileen vertrekken vanuit het grote niets van het Amerikaanse westen naar de grote stad, New York. Het is 1935. Ze komen terecht in Greenwich Village, destijds het Montmarte van de stad. Ruth heeft literaire ambities, Eileen wil actrice worden. Dat is nog het minste: beroemd worden, New York veroveren, dat is hun ultieme wens. De musical Wonderful Town (1953) van componist Leonard Bernstein, naar het toneelscript van Joseph A. Fields en Jerome Chodorov, speelt prachtig met dit zo Amerikaanse gegeven. De première vond plaats op Broadway, vier jaar voor Bernsteins befaamde en vooral hardere toneelmusical West Side Story. (meer…)
Niet zo lang geleden kondigde Toneelgroep De Appel haar einde aan. Die dreiging is nog steeds niet geweken. Het getuigt van durf dat de groep nu komt met twee eigenzinnige stukken die geen klassiekers zijn, niet op eerdere succesformules zijn gebaseerd en geen door marketing geïnspireerde randprogrammering kennen.
Het eerste, Bagdad Café, speelt in de breedte. Dat wil zeggen: het podium is meer dan dertig meter breed. Die weidsheid kun je laten corresponderen met de locatie van het café in the middle of nowhere en dat in het midden van de VS. Je kunt het ook betrekken op de grote afstandelijkheid tussen de mensen die zich er staande proberen te houden. Het verhaal begint wanneer de Duitse Jasmin Münchgstettner (Judith Linssen) er een kamer neemt. Haar piekfijn verzorgde uiterlijk steekt af bij de shabby verschijning van kroegbaas Brenda (Trudy Klever). De Hildegard Knef-liedjes van Jasmin en vooral de brave uitvoering ervan maken het contrast met de rauwe bluessongs van Brenda compleet. Want ze zingen liedjes.
En zingen doet ook Brenda’s dochter Phillis (Naomi van der Linden). Haar lukt het zelfs om door in een telefoonpaal te klimmen en daar prachtig en luid te zingen de hele prairie te bezielen. Door het zingen ontstijgen de personages even hun leegte, hun onbeduidendheid en verlatenheid. De muziek maakt ze zelfs even minder eenzaam wanneer ze samen zingen in hun voorzichtige toenadering tot elkaar. Het ‘Ich bin so müde, um schlafen zu gehen‘ afgewisseld met de jammerlijke smeekzang van Brenda’s ‘Please, pick up the phone‘, geeft zelfs even kippenvel. Wanneer ze echter tegelijkertijd zingen trekt dit weer weg.
Het stuk lijkt echter niet meer dan een min of meer gelukte vingeroefening, wanneer na de pauze de het tweede stuk op stoom raakt. Liquid Town is theater over theater. Het is theater over een toneelgroep. Het is theater over Toneelgroep De Appel. Hier wordt uitgepakt. Hier wordt getoond wat de groep op het hart heeft.
Maar zoals alle theatergroepen heeft ook De Appel tekst nodig. Die heeft ze gekregen van Judith de Rijke, die al eerder voor ze heeft geschreven en de groep goed kent. Zij komt met een stuk over een circus waarvan de baas (met een kroontje) in een depressie is geraakt. De dood van zijn geliefde dwerg Carolientje is niet in de koude kleren van de keizer gaan zitten. De vier overige acteurs zijn even radeloos: er is geen geld, geen leiding, geen idee, ze dreigen hun baantje te verliezen en de ‘ontevredenen’, de gasten die al betaald hebben, staan te trappelen voor de deur. Tijd voor de waarheid, voor deconfiture dus. Maar niks. De leden van de theatergroep blijven zich uitsluitend bedienen van theatrale middelen: decorstukken, kostuums, pruiken, mises-en-scène. De baas huilt door met een spons water op zijn gezicht te sprenkelen. Ook hun taalgebruik blijft theatraal. Een voorbeeld: ‘Ik ben de woekeraar onder het onkruid. Mijn sneeuwklokjes zullen luiden als de profeet wordt opgebaard.’ Nu lukt het weinig mensen lang naar deze orakeltaal te blijven luisteren. Aus Greidanus jr. komt er met glans mee weg door zijn dictie, overwicht en performance.
Ook in Liquid Town wordt alles onder grote druk vloeibaar. Als de baas uiteindelijk toch weer aandrang krijgt om een idee te spuien is een van de andere acteurs er als de kippen bij die via een klisma aan hem te onttrekken. De voorstelling is weer met de hakken over de sloot gered.
Foto: Leo van Velzen