Ze had een andere taal nodig om zich uit te drukken, vertelt regisseur en actrice Mónica Calle bij aanvang in gebroken Engels. De taal van het theater was ontoereikend voor wat ze wil vertellen en dus duikt ze samen met twaalf andere actrices in de werelden van dans en klassieke muziek. Ongeschoold en ongetraind gaan ze de disciplines te lijf. Ensaio para uma cartografia is een oefening in geduld, doorzettingsvermogen en kwetsbaarheid. (meer…)
In de taal van Marlene Montero Freitas resoneert een tijdgeest. Muziek, dans en performance vallen volledig samen in een uitputtend concert waarin cabareteske robots, trompetten en muziekstandaards leidraad zijn. Abstractie voert de boventoon, behendig orkestreert Freitas alle elementen.
Slapstick, cartoon, commedia d’ell arte en cabaret, het zit allemaal verwerkt in de vormen die de Kaapverdische choreograaf Marlene Montero Freitas gebruikt in haar performances. Zelf danst ze ook mee in de tour de force die haar bewerking van Bacchanten is. In de tweeëneenhalf uur dat de voorstelling duurt, hebben de dansers precies één rustmoment. In die tien minuten pauze lurken zij evenwel volledig ‘georkestreerd’ aan hun waterflesje.
Freitas, die werkt vanuit Lissabon, neem het traditionele concert op de hak en werkt het begrip koor uit. Haar vrije bewerking van Bacchanten (naar Euripides) is expressief muziektheater met een vleugje crumping. Muzikanten zijn ook dansers en dansers mimen het orkest. De vijf blazers, die met hun blauwe blazers een contrast vormen met de in het wit geklede dansers en de felgele vloer, spelen bestaande nummers, meestal keurig op rij. Maar hun instrument is multifunctioneel en wordt ook als object ingezet. Net zo vindingrijk zijn de dansers, die de aanwezige muziekstandaards op oneindige manieren weten te deformeren. Zo ontstaan merkwaardige beelden en geluiden.
De drumbase, die een centrale plek heeft in de ‘orkestbak’, biedt ook perspectieven in choreografische zin en naast de live gecreëerde muziek legt Freitas, bijna ordinair, een soundscape die een canon van bekende composities brengt, dwars door de tijd heen. Die eclectische aanpak is Freitas ten voeten uit, al kent haar taal ook wel een herkenbare stijl onder meer in de vormgeving, die even macaber als vrolijk is. Felle kleuren bepalen het toneelbeeld, duister is de grime die de gaten in het gezicht (de mond en de ogen) accentueert. Sommige performers hebben een goudkleurige badmuts op.
De bewegingsesthetiek combineert Chaplin-achtige slapstickloopjes met uiteenlopende dansstijlen uit de clubscene, steeds is het ritme leidraad. Met deze fusions vestigde ze ze zich net als haar maatjes Trajall Harell, Cecilia Bengolea, Francois Chaignaud, met wie ze (M)mimosa creëerde, in de danswereld. Freitas is een werkbij, stilzitten kan ze niet en van de twaalf performers trekt ze de meeste bekken. Haar voorstelling, waarmee zowel het Kunstenfestivaldesarts als het komende Spring Festival dit seizoen openen, is geestig, ongewoon maar ook doodvermoeiend. Geen seconde blijft onbenut. Freitas’ collage is dan ook niet perse een voorstelling om voor de ontspanning te gaan zien. Het is keihard werken, niet alleen voor de performers, ook van de toeschouwers wordt wat gevraagd.
Dik halverwege breekt Freitas haar toch ook wat hermetische vorm plots open met een overweldigend filmfragment. Te volgen is die keuze niet, maar dat is ook precies de bedoeling van de Dionysische aanpak waar Freitas voor pleit in haar vertaling van Bacchanten. Maar goed, dat is altijd aan de hand in de voorstellingen van Freitas. Je moet je kunnen overgeven aan haar zintuiglijke gekte. Die gekte is vrij dwingend, maar juist daarom beklijft hij ook.
Foto: Filipe Ferreira