Let op: voor je het weet zijn ze voorbij. De drie korte solo’s die Het Nationale Ballet achter elkaar presenteert als The Prometheus Project duren samen niet langer dan 7’42”, inclusief credits en aftiteling. Deze dansfilm is de enige alternatieve bijdrage van het gezelschap aan het online programma van het Holland Festival, nu het oorspronkelijke HF-programma door de coronamaatregelen is gecanceld. (meer…)
Het Festival Cement biedt jonge theatermakers in ‘s-Hertogenbosch vier dagen lang een podium. De voorstellingen lopen enorm uiteen, van cabaret tot performance. In een samenwerking met het evenement Jheronimus Bosch 500 presenteert het festival vijf internationale choreografen.
Zoals er in Delft geen Vermeer te vinden is, zo heeft ‘s-Hertogenbosch geen Jeroen Bosch. Dat is jammer en sneu. Maar de steden laten zich niet uit het veld slaan en doen dapper hun best om hun illustere zonen in ere te houden. In 2010 begon de manifestatie Jheronimus Bosch 500, die tien jaar lang evenementen rond de legendarische schilder belooft.
Het Bossche festival Cement haakte aan bij het programma en vroeg vijf choreografen om zich te laten inspireren door Jeroen Bosch. De stukken van de Italiaanse Giorgia Nardin (1988) en de Colombiaanse Oostenrijker Juan Dante Murillo (1982) zijn gebundeld in een voorstelling met de weinig uitnodigende naam B-project I.
Dat inspireren ging nog niet zo gemakkelijk. Nardin droeg een bestaand stuk bij dat nu geïnspireerd bleek door de ‘sociale verhoudingen en de fragiliteit, de kracht en het instinctief uithoudingsvermogen van de mensen in Bosch’ werk’ en ‘gaat over de traagheid en wreedheid waaraan de door Bosch verbeelde mensen blootgesteld zijn’.
Een choreograaf moet soms ook een halve kunsthistoricus zijn, anders valt je dat instinctieve uithoudingsvermogen niet zo snel op. Met fragiliteit en kracht heb je meteen een breed spectrum te pakken. Traagheid is niet zo verwonderlijk op een schilderij, en met de wreedheid valt het in de voorstelling wel mee. Tenzij je natuurlijk de hele danswereld ziet als een wreed bedrijf, waar ook iets voor te zeggen is.
In All dressed up with nowhere to go staan twee dansers frontaal naar de zaal op één been, met hun vrije voet op de andere. Ze reiken naar hun hoofd en naar de knoopjes van hun overhemden, die ze na een tijdje laten vallen. Van de naakte performers maakt Sara Leghissa de stabielste indruk; Marco D’Agostin zoekt zijn eenbenige balans meer in drukke bewegingen. Ze bewegen aanvankelijk gescheiden van elkaar. Hun blikken zijn ingekeerd en peinzend, op het gekwelde af.
Gelukkig blijft het niet bij voetje van de vloer voor gevorderden. Als Leghissa de andere voet op de grond zet en D’Agostin zijn teen uitstrekt naar haar kuit, voelt dat als een overtreding en een bevrijding. De dansers gaan lichamelijke relaties aan, mooi soms, maar de geesten blijven los van elkaar opereren. Afstandelijk.
Het programma haalt een citaat aan van Matteo Antonaci: ‘The bodies in the works of Giorgia Nardin lie full of material, consumed by a “political” sentiment that goes through them from head to feet and collapses in a core hidden from the gaze, in the slowness of the movement, in the nudity, in an imposition – reassuring and cruel at the same time – of reality.’ Als je niet helderder kunt overbrengen waar je het in je kunst om te doen is, heb je volgens mij een probleem.
Het tweede stuk van de double bill is Rockers van Juan Dante Murillo, die in Wenen werkt. Hij, ik citeer maar weer, ‘liet zich inspireren door de nieuwsgierigheid van Bosch naar mensen en wat “passie” inhoudt’. Door de lichamen te laten wiegen (de Engels term ‘rocken’ dekt de lading inderdaad beter) veroorzaakt hij een ’transformatie van het beeld’ en brengt hij het lichaam in een euforische staat. Dat niet alleen: ‘In Rockers leidt Dantes achtergrond in visuele media de kijker naar een andere tijdsdimensie.’
Wie door dat rookgordijn heenkijkt, ziet de energieke mannen Martyna Lorenc en Pawel Dudus het spectrum van herhaalde bewegingen verkennen, van wiebelen tot headbangen. Dat is inderdaad in allerlei culturen gebruikt voor meditatieve doeleinden en/of om in trance te komen, maar hier blijft de euforische staat uit. Ze maken een mooie gekoppelde baan door de ruimte, maar je ontkomt niet altijd aan het idee dat je naar een zware sportschooloefening zit te kijken. Misschien is dat weer een echo van de wreedheid van Jeroen Bosch, maar anders dan bij de schilder word je daar niet door geraakt. Je hoort het gehijg en je kijkt ernaar.
Dansmakers aller landen, communiceer alsjeblieft. Niet zozeer met exegeten die het alchemistische performancejargon en vele varianten van opgeklopte vaagheid beheersen, maar vooral met je publiek. En graag in deze tijdsdimensie.
Foto B-Project 1: Ben Nienhuis