De boot bestaat niet, die is denkbeeldig. De grijszwarte stenen langs de fjordenkust zien we ook niet, die roepen de acteurs met hun stem en woorden op. Damiaan De Schrijver van Tg Stan en Matthias de Koning van Maatschappij Discordia spelen de dialoog voor twee acteurs Ik ben de wind (Eg er vinden) van de Noorse toneelauteur Jon Fosse uit 1977. Het is een weergaloos mooie toneeluitvoering, raadselachtig, enerverend op ingehouden manier en poëtisch. (meer…)
De belangrijkste mails beantwoord, een vertaling onafgewerkt, nog snel zout op de aanvriezende stoep gestrooid: met to-do-lijst en dadendrang nog in het onrustige hoofd stap ik het theater binnen voor Atelier – de negende polycoproductie van De Koe, tg STAN en Maatschappij Discordia. Twee tribunes zijn er geconstrueerd van in elkaar getimmerde latten met daarop ouwe stoeltjes, aan weerskanten van de nog op te bouwen speelvloer. Latten, kratten en attributen liggen al klaar. En zie: terwijl het volgende goed anderhalf uur met overgave een onoverzichtelijke chaos wordt geschapen, glijdt de hyperactieve nood compleet van me af. En dat is nog maar één van de genoegens van de voorstelling.
Damiaan De Schrijver, Peter Van den Eede en Mathhias de Koning zijn met deze productie aan hun negende Belgisch-Nederlandse samenwerking toe. En hoewel de ingrediënten ongeveer altijd dezelfde blijven – warhoofdigheid, weerbarstigheid, onbenul, onmacht – lijkt deze wel een apotheose in z’n genre. Twee technici beginnen met zwarte planken bovenop de plastic bakken te schikken aan de ene helft van het podium – nauwkeurig en stabiel. Dat doen ze alleen maar om het contrast te tonen met de drie acteurs die de andere helft voor hun rekening nemen. Daar komt ook een verhoogde vloer, maar schots en scheef en krakkemikkig. Precies wat je nodig hebt om enige vastheid systematisch te laten kantelen. Letterlijk, en figuurlijk. Zo zal de hele avond verlopen: bevrijdend ondoeltreffend. En woordeloos, wat de kracht van het onaffe spektakel nog benadrukt.
De drie toneelspelers (een term die De Schrijver verkiest boven ‘acteur’ omdat er de notie van spel in zit) zullen op alle mogelijke manieren de aandacht focussen op wat niet perfect verloopt, en aanvoeren dat net daar het begin ligt van elke creatie. Een atelier is een plek waar van alles wordt aangezet en uitgeprobeerd zonder persé iets af te werken. In een schilderswerkplaats gebeurt dat zo, maar evengoed in de theaterstudio. Ideeën worden voorlopig uitgebroed, met nog niet de juiste accessoires.
Dus vervangen namaakfruit en nepkaas echte ingrediënten, gespen ze met hun broekriemen kachelbuizen aan de trekkers vast en plakken met kleefband alles en nog wat voorlopig aan elkaar. Met een vel doorzichtig plastic, witte verf, een schaar, klemmen, houten latjes en wat zwart voor de deurknop knutselen ze een deur in elkaar die wel écht opengaat (niet echt dicht). Daar kan de verbeelding het wel mee doen. Een publiek is meer gewend, en iedereen weet meteen dat er een scène volgt waarbij ze niet samen door die ene deur zullen willen.
Om de verbeelding is het hen te doen, en ze zijn er meesters in. Tussendoor verschijnen een urinoir (Duchamps), aardappelen (Van Gogh), een lijdende man op een houten kruis (Rembrandt). Hoe kunst altijd met concreet aanpakken en onvermijdelijk met falen samengaat. En dat een houtkachel waaromheen hij zit te lezen of te mijmeren al even wezenlijk is voor de kunstenaar als het uitzoeken van het juiste penseel of het aandachtig schikken van objecten voor zijn stilleven.
Je beseft als toeschouwer dat die ingesteldheid ook voor je eigen vocaties past. Gefascineerd observeer je hoe ze met z’n drieën blijven verzinnen, verbeelden, weer afbreken, opnieuw beginnen. Aanrommelen. Zonder haast, maar in alle ernst gericht op iets wat wij niet zien. Niet dat de drie theatermakers zelf niet heel precies hebben uitgestippeld hoe de voorstelling zal verlopen. Toch zullen we geen uiteindelijk resultaat kunnen bewonderen – integendeel, hebben ze beslist: laat alles maar bij het voorlopige blijven. Zo is de hele werkelijkheid toch ook?
Een stuk tegen de orde dus, en tegen de berekening, het overzicht en inzicht, de volmaaktheid. Zelfs de humor is hier niet dwingend. Lachen mag, maar wordt niet opgedrongen en nog minder getimed. Drie lummelende kwajongens zijn het, met borstkassen van een wat ouder leeftijd. Zelfs hun typische hebbelijkheden lijken het hier af te leggen tegen elkaar. De gedrevenheid van Van den Eede, het filosofisch twijfelen van De Koning en de eeuwige tegendraadsheid van De Schrijver heffen elkaar op, want ze monden evengoed uit op niks tastbaars.
Behalve heel af en toe, een begenadigd poëtisch moment bij een mooi stilleven met rotzooi, of door de zachte gloed van een brandend peertje dat in de verf wordt gedoopt. We wisten het al wel, maar hier is nog eens onweerlegbaar aangetoond: alles van waarde is weerloos. En tegelijk erg fijn theater om naar te kijken, natuurlijk. Gezegend zij de chaos.
Foto: Jorn Heijdenrijk