De eerste handeling van Jenůfa in de nieuwe productie van De Nationale Opera is veelzeggend: zij trekt zich terug op het toilet om over te geven. Meteen is duidelijk: regisseur Katie Mitchell verbloemt niets. Jenůfa is immers zwanger van Steva, hier de eigenaar van de fabriek waar niet alleen Jenufa werkt, maar ook Laca, de man die al vanaf jongs af aan op haar verliefd is. Het decor, oogt als een kijkdoos en toont naast het toilet kantoor en kantine, met daarachter de fabriekshal. Alles is tot in de kleinste details uitgewerkt. (meer…)
Glucks Armide komt bij De Nederlandse Opera wat laat op gang. Twee bedrijven lang vraag je je als toeschouwer af waar regisseur Barrie Kosky naar toe wil en dan is er plotseling dat indrukwekkende derde bedrijf en valt de hele enscenering perfect op zijn plek. Bij Kosky is driekwart van de twee en een half uur durende opera een groot voorspel voor de apotheose in de finale.
Glucks Armide uit 1777 is een zelden uitgevoerde opera. Onterecht, want het is een buitengewoon interessant werk met de meest geweldige koorpassages en een aantal aria’s die je nooit meer vergeet. Eigenlijk is het een grote one-woman-show voor Armide. De overige personages doen er nauwelijks toe. Zelfs Renaud (de ridder die door Armide met hulp van toverkrachten wordt verleid, maar haar uiteindelijk zal verlaten) heeft slechts een bijrol in het grote drama van de vrouw die vergeefs naar liefde zoekt.
Pas in het laatste bedrijf besef je waarom Kosky zijn personages laat rondlopen als opgefokte adhd’ertjes die niet één seconde op een normale manier kunnen bewegen: Kosky’s Armide is een droom die in het laatste bedrijf uitmondt in een nachtmerrie. Een angstdroom waarin zelfs een bebloede schimmel ten tonele wordt gevoerd, naakte kruisridders door waanzin gedreven over het podium rennen en het voltallige koor in het water verdrinkt. Het evenwicht tussen dit soort perfect geregisseerde massascènes en de eenzaamheid van Armide maakt deze enscenering alleen maar overtuigender.
In wezen betreft het een grote monologue intérieur waarin de complexe gevoelswereld van Armide centraal staat. Voor zo’n aanpak heb je een zangeres nodig die het innerlijk veruiterlijkt. Een zangeres die de toeschouwers met haar stem en persoonlijkheid meeneemt in de krochten van haar ziel. Zo’n zangeres is Karina Gauvin (nog) niet. Vocaal viel er weliswaar weinig op aan te merken, al had iets minder vibrato van mij best gemogen, qua expressie bleef haar aandeel minimaal. Het bleef een fractie te afstandelijk. Uitstekende prestaties leverden Frédéric Antoun (ondanks zijn verkoudheid), Ana Quintans en de Nederlanders in het gezelschap: Karin Strobos en Henk Neeven.
Dat dirigent Ivor Bolton heer en meester is over de partituren van Gluck bewees hij al eerder. Nu kan hij ook nog een geslaagde Armide aan zijn cv toevoegen, want koor en orkest (Nederlands Kamerorkest) musiceerden op hoog niveau met een grote mate van perfectie en stijlgevoeligheid. Al met al weer een geslaagde voorstelling waarmee De Nederlandse Opera laat zien hoe je zo’n oude opera uit de achttiende eeuw nieuw leven inblaast.
De voorstelling van de opera “Armide” is prachtig om aan te horen, wat helaas niet gezegd kan worden van het aanzien. Dat varieert van onbegrijpelijk tot bespottelijk. Een bungelend lijk aan een boomtak en rondspringende en kopje duikelende personen leiden de aandacht onnodig af en waarom is de koninklijke prinses Armide gekleed als een tuchthuisboef ?
Misschien moet hier dieper over nagedacht worden. Maar een opera dient in de eerste plaats om te luisteren en om te kijken. Diep nadenken tijdens een voorstelling is niet noodzakelijk en bovendien zeer afleidend.