In de hitte van een oosterse nacht bereikt het water de bovenste verdiepingen van een flatgebouw in de woestijn niet meer. De huismeester probeert het euvel te verhelpen, maar slaagt er niet in. Het water lijkt te verdampen. Een van de bewoonsters verliest haar sleutels en kan haar appartement niet binnen. Een ander (Fatil) zit vast in de lift. Dan is er nog de slapende Franziska die als een Doornroosje is. En de overbuurman die zijn fles cognac zoekt. Het stuk heet Arabische Nacht (Die arabische Nacht, 2001) van de Duitse schrijver Roland Schimmelpfennig (1967), nu gespeeld door het Vlaamse gezelschap De Roovers.

Schimmelpfennig is een van de meest gespeelde Duitse theaterschrijvers en verbonden aan het Burgtheater in Wenen. Het stuk ging in februari 2001 in première bij het Staatstheater Stuttgart en kende enkele Nederlandse opvoeringen, onder meer door Huis aan de Amstel en Productiehuis Brabant, in 2002, met onder meer Kees Hulst en Joep Onderdelinden in de regie van Matthijs Rümke. In Duitsland is de tekst een hit, en dat is begrijpelijk. Het combineert een hedendaagse problematiek van geïsoleerde woonkazernebewoners met een oosterse thematiek.

Het moet magisch en zinderend zijn, iets van de sfeer van Duizend-en-een-nacht, maar dat lukt niet echt bij De Roovers. De speelvloer, ontworpen door scenograaf Stef Stessel, is zwart en spiegelend, zodat de vijf spelers tegen de achterwand worden weerkaatst. Daar is ook suggestie van een flatgebouw te zien. De ver doorgevoerde abstractie maakt de voorstelling niet echt toegankelijk. Aan de zijkant van het decor zorgt Elko Blijweert met elektrische gitaar voor live-muziek.

De vijf personages hebben elk hun eigen monoloog, die auteur Schimmelpfennig op vernuftige wijze uit elkaar haalt. Bij De Roovers spelen de acteurs die frontaal zaal, nauwelijks zonder enig samenspel. De actie schuilt in de handelingen die elk verricht: Sara De Bosschere als de buitengesloten vrouw die onophoudelijk aanbelt en rondrent om haar geliefde te vinden, de opgesloten Said Boumazoughe. Robby Cleiren is de huismeester en Luc Nuyens is de buurman van de overkant die heimelijk verliefd is op de aldoor slapende Franziska, gespeeld door Sofie Sente.

In Duitsland zijn vergelijkingen gemaakt met een oratorium voor vijf stemmen, een zangspel en een droomstuk. De hitte van de Oriënt zou voelbaar moeten zijn. Daarin slaagt De Roovers slechts ten dele. De muzikale begeleiding is kil. Hoewel situatie, ontwikkeling en spanning door Schimmelpfennig briljant zijn gedoseerd is er een mankement aan De Roovers: de al te energieke, dwingende speelstijl laat nauwelijks ruimte voor rust en verbeelding voor de toeschouwer. Er wordt uitbundig gerend en geschreeuwd, waardoor een chaotische onrust zich van de voorstelling meester maakt die het stuk eigenlijk niet verdient. Verstilling zou heel veel goedmaken. De angstdromen en nachtmerries vragen af en toe om rust.

De mooiste scène is die tussen de overbuurman en de slapende Franziska. Waar De Bosschere en Boumazoughe alle, bijna egocentrische aandacht opeisen met respectievelijk rondrennen en zich bevrijden uit de vastzittende lift, speelt het tweetal Nuyens-Sente een prachtig liefdesverhaal over onbereikbaarheid en tederheid. Als de man de slapende vrouw aanraakt en zelfs in de hals kust, weet hij dat zijn leven voorgoed zal veranderen. Zoals zij daar ligt en hij haar benadert en omhelst, is prachtig. Dat is de intimiteit die het spel nodig heeft.

In andere scènes overheerst geweld, zoals in die waarin Fatima zich ontpopt tot een jaloerse vrouw die haar geliefde neersteekt met een keukenmes. Uiteindelijk begint het water weer te ruisen in de leidingen en dreigt de hele woestijn onder te lopen. Dat is een mooi slot waarin surrealisme en droom samenkomen.

Foto: Stef Stessel