Martijn Koning speelt in het linker rijtje van de Eredivisie van stand up comedy in Nederland. Hij is fel, snel, gevat en schaamteloos. In Koning van de toekomst lardeert hij zijn comedy met een aantal strak geregisseerde cabaret-toneelscènes. Op papier past dat niet bij Koning, maar in de praktijk werkt het prima. (meer…)
‘Waarom heette de voorstelling niet gewoon Martijn Koning praat over dieren?’, vraagt een medebezoeker zich hardop af na afloop van Appeltjes schillen. Inderdaad – de nieuwe voorstelling van de cabaretier is op zijn sterkst als hij zijn innerlijke Midas Dekkers de vrije teugel laat.
Het is altijd een boeiende ervaring om als theaterliefhebber naar een cabaretvoorstelling te gaan, omdat je zo heerlijk kan worden geconfronteerd met de verschillende publiekservaring. Als Martijn Koning in het begin van Appeltjes schillen vertelt dat zijn vader net is overleden, zijn vriendin het na elf jaar heeft uitgemaakt en hij nog altijd worstelt met de nasleep van zijn beruchte confrontatie met Thierry Baudet en Eva Jinek, en dat hij er dáárom op gespitst is om zijn beste show aller tijden te maken, is dat voor de theaterkijker vooral boeiend vanwege het onderliggende drama. Hier volgt een show, dacht ik, over de tragiek van een performer die ten diepste eenzaam is: al zijn ‘echte’ naasten zijn verdwenen, en alleen de parasociale relatie met het publiek resteert. Het cabaretpubliek focust echter op de belofte van een leuke avond: op het trieste voornemen van Koning volgt gelach en applaus.
Maar, beste lezer, the joke was on me: ik las veel meer theatrale gelaagdheid in de passage dan Koning zelf in Appeltjes schillen wenst te leggen. Ondanks enkele inhoudelijke aanzetten rond de vraag wat ‘gekte’ eigenlijk is en wie dat bepaalt, lijkt Koning uiteindelijk niet geïnteresseerd te zijn in een overkoepelend thema, en stelt de cabaretier zich tevreden met losse scènes en verhalen van wisselende kwaliteit. Daarbinnen excelleert Koning in anekdotes met talloze absurdistische zijsporen en in zijn geestige interacties met het publiek: hij is er een meester in om komische uitspraken aan zijn publiek te ontlokken, waarmee hij vervolgens met veel smaak aan de haal gaat.
Veel zwakker zijn de pogingen tot maatschappelijke kritiek of analyse. Het komt hypocriet over om te klagen dat mensen niet weten wie de minister van Rechtsbescherming is en wél wie Yvonne Coldeweijer is, als je zelf je voorstelling begint met een opgewarmde samenvatting van de fittie tussen de juiceblogger en Rachel Hazes, of als je even later een extreem oppervlakkig liedje over tv-recensent Angela de Jong inzet. Er is een inhoudelijk sterke sketch te maken over de niet aflatende stupiditeit van onze nationale onderbuikspreker, maar Konings fantasie over dat ze door haar man wordt vermoord komt niet verder dan ordinaire misogynie.
Daarnaast maken een bizarre passage waarin Koning vooroordelen over Chinezen oplepelt zonder dat duidelijk wordt waar de humor in zit en de platte Marokkanengrap waarmee hij de voorstelling afsluit duidelijk dat Koning, met al zijn ervaring, nog altijd geen volledige voorstelling kan maken zonder terug te vallen op gemakzuchtige grappen over minderheden. (Misschien wel het grootste misverstand onder comedy-makers is dat je geen grappen over bepaalde groepen zou mogen maken. Maar dát is het probleem niet – het probleem is dat die grappen vaak zo verdomde lui zijn.)
Gelukkig blijkt Koning veel meer in zijn element als hij het over dieren mag hebben. In lange, hilarische passages vertelt hij over zijn haat-liefdeverhouding met paarden, zijn fascinatie voor mieren en bijen, en wat haarfollikelmijten zoal op je gezicht uitvreten terwijl je ligt te slapen. Zijn enthousiasme voor biologische weetjes is aanstekelijk, en de manier waarop hij de verhalen over de omgangsvormen en sociale rituelen van niet-menselijke wezens opbouwt is magistraal.
Eerst en vooral wens je iemand met de komische gaven van Koning een goede dramaturg of eindregisseur toe – iemand die een inhoudelijke link kan leggen tussen zijn existentiële vervreemding van de mensen om hem heen en het feit dat hij de helft van zijn show aan dieren wijdt. Je ziet de potentie van een show over je afkeren van de mensheid ook in de eindmonoloog, waarin Koning en zijn ‘personages’ de voorstelling nog even evalueren. De afstand die zo tussen de cabaretier en het klappende publiek ontstaat doet denken aan een vergelijkbare scène uit Functioneel naakt van Theo Maassen, maar Koning zoekt de kwetsbaarheid daarvan nog te weinig op om echt te raken. Zo blijft Appeltjes schillen toch vooral een aaneenschakeling van leuke en minder leuke verhaaltjes, in plaats van de doordachte voorstelling die het óók had kunnen zijn.
Foto: Anne van Zantwijk