Julidans programmeerde twee door Vlaamse choreografen gemaakte voorstellingen waarin de Goldbergvariaties van Johann Sebastian Bach de muzikale leidraad vormen: The Goldberg Variations, BWV 988 van Anne Teresa de Keersmaker / Rosas met pianist Pavel Kolesnikov, en op 7 en 8 juli The Goldberg Variations van Platform-K. (meer…)
Andrade is geïnspireerd door het beroemde kannibalisme-pamflet van de Braziliaanse, modernistische dichter Oswald de Andrade. Gepubliceerd in 1928, beschrijft het de ingrijpende, ‘invasieve’ trekken van het koloniale regime als een vorm van kannibalisme.
Choreograaf Michiel Vandevelde neemt het idee van de transformerende kracht die uitgaat van het ‘consumeren, verteren en weer uitscheiden’ over, om te zien of hij de hedendaagse invasie van populaire cultuur weerstand kan bieden in een proces van radicale recycling. Niet alleen populaire YouTube-choreografieën en soundtracks, ook zijn eigen werk dat reeds bestond uit recyclage, wordt door Vandevelde hernomen en verorberd.
Een zoetgevooisde, doorgeproduceerde jongenstem opent de voorstelling, terwijl het verder donker blijft. Na enige tijd verschijnt danser en co-auteur Bryana Fritz in pose op een verder leeg toneel. De vette post-R&B wordt gecombineerd met oscillerende gestes van Fritz, die haar lichaam vanuit nogal dramatische houdingen steeds lichtjes en stationair in beweging brengt, alsof iemand met haar hologram aan het video-scratchen is.
Zoals in veel van zijn voorstellingen speelt ook in Andrade het theater-apparaat een belangijke, eigenstandige rol. Het is alsof Vandevelde zijn toeschouwers steeds opnieuw wil herinneren aan het feit dat ze theater zitten te kijken. Het licht, de donkerslagen, de stiltes, het geluid en de dansfrases zijn niet alleen redelijk intens, ze zijn ook haaks op elkaar gemonteerd.
Het materiaal zelf bestaat uit uit zijn context gerukte, bewerkte en gehercomponeerde bewegingen van dans en geluid. Als toeschouwer word je nogal op jezelf teruggeworpen door het gebrek aan oriëntatiepunten. Vragen als hoe je kijkt en luistert, wat je nu eigenlijk ziet en hoort, of zelfs maar hoe je je oriënteert, komen als vanzelf bovendrijven.
In de mix van allerlei kunstmatigheden, of dat nu het vibrato is van de stem of het glitch kopiërende lichaam, zoekt de voorstelling de grens op tussen het hoegenaamde naturel van de pose of de still, zoals we dat kennen uit de schilderkunst of de fotografie, en de opgeblazen dynamiek van de mechanische reproductie van beweging. Behalve deze geïsoleerde effecten, wisselt Fritz ook van toon met de inzet van haar hele lichaam. Van een losse stapeling van gestes beweegt de voorstelling dan ineens naar een geëngageerd lichamelijk geheel dat soms doet denken aan marionettenspel, maar ook de discovloer of de raveparty in herinnering brengt.
Geluid en licht geven de solo weliswaar een trance-achtige kwaliteit, maar de dansante compositie gaat daar niet in mee. Terwijl het diep kleurende licht en de voortdurende terugkeer naar het donker de toeschouwer lichtjes bedwelmen, en de soundscape steeds meer een paralelle ruimte opent, waarin het gestapelde en geimpliceerde geluidsmateriaal in al zijn abstractie toch een berg aan beelden oproept en de mysterieuze metasfeer van dolgedraaide mechanische reproductie rondwaart, blijft de dans opvallend enkelvoudig in zijn gestes. Ondanks de grilige montage en de abrupte overgangen is Andrade daarom behoorlijk formeel.
Het lichaam op scène is daardoor nu eens niet de speelbal van andere invloeden (naast geluid en licht is daar natuurlijk het stuwende oog van de toeschouwer), maar krijgt eerder de rol van instigator. Hierdoor ontbreekt de door zoveel choreografen vooropgestelde flow. Het geeft de compositie een opvallende tegendraadsheid, die directe vormen van overgave, van produceren en de discipline die daar voor nodig is, onderbreekt.
In zekere zin doet Andrade denken aan het werk van Giselle Vienne en Ian Kaler, maar dan in onttakelde vorm, zonder de drijvende puls van de dans, zonder de stuwende kracht van fysieke energie. Andrade is in die zin spookachtig, zoals het de geproduceerde, verleidelijke aanstekelijkheid van het lichaam te niet doet en tegelijkertijd de figuur of de rol van de danser naar voren laat komen, als een redelijk abstracte kracht die het de toeschouwers behoorlijk moeilijk kan maken, vanaf het moment dat de beweger zich niet meer als vanzelfsprekend overgeeft aan het regime van gulzige blik en stampende tred.
Foto: Clara Hermans